Op 20 oktober waren Theo en Corrie Groeneweg 50 jaar getrouwd. Voor de wet althans. Het huwelijk werd kerkelijk ingezegend op 29 december 1956 in Warmond, waar Corrie destijds woonde en waar ze elkaar hadden leren kennen. ‘Langs de lijn op het voetbalveld’ vertelt mevrouw Groeneweg. Daar stond ze te kijken naar een wedstrijd tussen de voetbalclub van Stompwijk en die van Warmond. Meneer Groeneweg was – als geboren en getogen Stompwijker zijn club achterna gefietst om ze ter plekke aan te moedigen. Of daar veel van terecht is gekomen, mogen we ons afvragen want het was juist daar dat hij zijn meisje ontmoette.
Ze vonden elkaar meteen leuk en dat zou meer dan een halve eeuw zo blijven. Ze verloofden, trouwden en kregen drie dochters, evenzoveel schoonzonen en zes kleinkinderen. Maar voor het zover was fietste de jonge Theo na die eerste ontmoeting met Corrie dik vijf jaren iedere woensdag heen en weer naar Warmond om haar op te zoeken. Dat is een prestatie, zeker als je bedenkt dat hij zijn woon werkafstand ook per fiets overbrugde. Tel daarbij op dat in die jaren voor iedereen een zesdaagse werkweek gold en je kunt zonder overdrijven beweren dat hij een enorm aantal kilometers heeft weggetrapt. Meneer Groeneweg: ‘Ik ging in Leiden naar de ambachtsschool om voor timmerman te leren. Mijn eerste werkgever was het timmermansbedrijf van Van der Haar .Toen ging ik bij een aannemer werken, bij Panagro, en daar ben ik voorman geworden. Later kwam ik bij Hage in Leidschendam terecht en daar heb ik 35 jaar gezeten.’
Voor mevrouw Groeneweg lag het met school een tikkeltje anders. Zij vertelt: ‘Na de lagere school werd er voor mij een dienstje gezocht, zo heette dat toen. Ik had heel graag verder geleerd, maar dat zat er in die tijd voor meisjes niet in. Bovendien kwam ik uit een gezin van vijf kinderen en ik ben er één van een tweeling. Ik moest gaan werken en ik kwam bij Indische mensen terecht, vrijmetselaars waren het. Ergens eind jaren ’40 gingen ze terug naar Indonesië. Ze vroegen of ik mee wilde komen, maar daar voelde ik niets voor. Ik vond een baan bij een gepensioneerde huisarts in Warmond en daar had ik het goed naar mijn zin. Ik ben er tien jaar gebleven, tot aan ons trouwen. Zo ging dat in die jaren. Als een meisje ging trouwen, stopte ze met werken.’
Zoals het toen gebruikelijk was, gingen de verliefden zich eerste verloven alvorens de gang naar het altaar te ondernemen. Zo’n verloving had een emotionele betekenis, maar ook een heel praktische: sparen voor je uitzet. Geen sprake van dat je toen om je huis in te richten voor een lening naar de bank ging: ‘We hebben voor alles gespaard.’ Meneer Groeneweg heeft zelfs nog even ‘clandestien als groenteboer’ gewerkt, zoals hij het formuleert. ‘Ik kocht groente bij een tuinder en probeerde die hier in Stompwijk te verkopen. Ik heb het niet zo heel lang gedaan hoor; de groenteman hier in het dorp was er niet zo blij mee! Maar ja, een beetje bijverdienen hè, dat was de bedoeling.’
1956 en verder
Het was zover: 20 oktober naar het gemeentehuis in Warmond, 29 december de inzegening in de kerk. Mevrouw Groeneweg: ‘Trouwen voor de wet dat gold nog niet als het eigenlijke huwelijk. Het was natuurlijk toch een bijzondere dag, dat wel, maar het echte huwelijk werd in de kerk gesloten, tenminste voor katholieke mensen was dat zo. Voor het kerkelijk huwelijk verstuurde je uitnodigingen en gaf je een feest. Wij hadden een bus gehuurd om al onze gasten te kunnen vervoeren van Warmond naar het café van Joop van Geijlswijk. We hadden muziek van een accordeonist en in de kerk hadden we zang van een jongens en een mannenkoor.’
Er moest natuurlijk een huis worden gezocht. Dat was geen eenvoudige opgave gegeven het feit dat er toen in die naoorlogse jaren een flink tekort was. Dus gingen ze inwonen bij een tante aan de Meerlaan. Op nummer 51 hebben ze dik 48 jaar gewoond, eerst als huurder en later als eigenaar. Alledrie hun dochters zijn er geboren en dat was aanpakken geblazen met drie kleine kinderen in de luiers. Gewoon van die katoenen die mevrouw Groeneweg ’s nachts in een kit op het petroleumstel zette om te weken waarna ze ze ’s morgens uit moest koken en met de hand wassen.
Het echtpaar Groeneweg heeft alle apparatuur die wij in ons huishouden nu zo gewoon vinden, zien komen: wasmachine, stofzuiger, telefoon, televisie, computer en noem maar op. Op een zeker moment kreeg meneer Groeneweg een auto van de zaak, een busje om precies te zijn. Toen hoefde hij niet meer op de fiets naar zijn werk en een bijkomend plezier was dat ze ermee op vakantie konden. Ieder jaar met de kinderen kamperen in Lunteren, aanvankelijk in een geleende tent van de buren. De allereerste keer dat ze die expeditie ondernamen regende het de gehele vakantie. Veertien dagen lang viel het met bakken uit de hemel. ‘Maar we vonden het toch heel erg leuk, dat kamperen’ vertelt mevrouw ‘en we zijn het jaren blijven doen. Halverwege de vakantie reden we altijd terug naar Stompwijk. Vanwege de paardedagen, weet je wel, daar moésten de kinderen naartoe. Ondertussen deed ik dan de was en als de kermis afgelopen was dan reden we weer naar Lunteren om de vakantie af te maken.’ Toen de meiden eenmaal de deur uit waren, verlegden ze hun vakantiebestemmingen naar warme buitenlanden in Europa.
Normen en waarden
‘Het leven gaat zo hard’ verzucht meneer Groeneweg. Hij en zijn vrouw hadden, en hebben nog steeds, een rijk sociaal leven. Vrijwel meteen na haar entree in Stompwijk, werd mevrouw lid van het kerkkoor en ze is dat tot op de dag van vandaag nog steeds. Met de komst van hun eerste auto kreeg de fiets meer en meer de functie van vrijetijdsvervoermiddel. Met hun dochters, schoonzonen en kleinkinderen hebben ze een hechte band. ‘Mijn kinderen zijn mijn alles’ verklaart meneer. ‘Wij hebben ze waarden en normen bijgebracht. We stonden altijd voor ze klaar en hebben ontzetten hard gewerkt.’
Ouder worden is niet altijd makkelijk.
Meneer en mevrouw Groeneweg zijn nu goed in de zeventig. Mevrouw is ondertussen al haar broers en zussen verloren. Eén broer al op zeer jonge leeftijd. Die verdween tijdens de oorlog toen hij werd opgepakt en op transport gesteld. Hij verbleef in Kamp Amersfoort en daarna ergens in een kamp in Duitsland. Ze heeft nooit meer iets van hem vernomen en ze herinnert zich dat haar moeder nooit heeft kunnen aannemen dat hij overleden zou zijn: ‘Ze zei altijd dat hij nog terug zou komen’. Dat gebeurde echter niet. 60 Jaar bleef het stil, tot twee weken geleden. Vlak voor hun huwelijksdag kreeg ze plotseling telefoon van het Rode Kruis; ze hadden een horloge gevonden dat mogelijk haar broer had toebehoord, en een brief die haar vader hem had geschreven. Het heeft haar aangegrepen zo door het verleden te worden ingehaald. Heelt de tijd oude wonden? Dat is nog maar zeer de vraag; het is heel aangrijpend als oud verdriet je zo onverwacht in het gelaat komt turen. Van geheel andere orde is het feit dat mevrouw haar fiets heeft moeten opgeven want het risico op valpartijen werd te groot: ‘Ik beef de laatste tijd een beetje’. Wel fietst ze elke dag op de hometrainer en als het weer het toelaa gaat het echtpaar elke dag samen een stukje wandelen.
Ook meneer Groeneweg heeft aan den lijve ondervonden wat het is om op leeftijd te raken. Hij is ernstig ziek geweest en als de dokter niet zo kundig zijn aorta had gerepareerd, had zijn leven er nu heel anders uitgezien. Meneer Groeneweg spreekt vol warmte over alle hulp die hij tijdens zijn ziek zijn heeft gekregen zowel van zijn kinderen, familie, kennissen als van de buren: ‘Dat is nou fijn als je je levenlang al op een dorp woont.’ Nu gaat het beter met hem, maar hij heeft een hoop moeten inleveren. Timmeren en knutselen zijn er niet meer bij en dat is een groot gemis: ‘Ik vond het altijd zo fijn om te klussen…’ Hele zolderverdiepingen heeft hij gebouwd en dakkapellen en speelgoed voor de kleinkinderen. Het is een hard gelag dat dat niet meer kan.
Ouder worden is ook fijn
Maar gelukkig, met beider verstand gaat het prima. Het echtpaar is goed op de hoogte van de actualiteit en heeft stellige opvattingen over de politiek. Meneer Groeneweg: ‘Zoveel miljard voor de zorg zegt het CDA nodig te hebben terwijl het Centraal Planbureau een heel ander bedrag becijfert. Wie moet je nu geloven.’ Vervolgens analyseert hij het fenomeen van de zelfmoordterroristen en de relatie tussen Amerika en Irak. En mevrouw Groeneweg weet me te melden dat de griepvaccinaties tot nader order zijn aangehouden want ‘daar zijn in Israël een paar mensen aan overleden.’ Meneer en mevrouw gaan altijd stemmen, ook straks in november: ‘Je bent in dit land weliswaar niet meer verplicht om te stemmen, maar uit moreel oogpunt kun je het echt niet nalaten. Dan heb je geen recht van spreken.’
Anderhalf jaar geleden is het echtpaar verhuisd van de Meerlaan naar de Akkermunt en ze hebben het er uitstekend naar hun zin. In de woonkamer staat een computer want ook dat apparaat willen ze leren bedienen. Het lijkt ze zo leuk eens met de kleinkinderen te kunnen mailen. Op het dressoir staan de bloemen en geschenken die ze op hun gouden bruiloft hebben gekregen. Ook de burgemeester liet een bloemstuk bezorgen. Hun 50 jarige huwelijksfeest vierden ze met familie en vrienden, voorafgegaan door een Heilige Mis in de Laurentius Kerk. Het was een geweldige dag en ze hebben er erg van genoten. Ze zijn er blij mee. Het mooiste cadeau prijkt in het midden. Het is een grote foto van de dochters, schoonzonen en kleinkinderen allemaal tezamen. Een rijk verleden en een springlevend heden, alles in één beeld gevangen; het is prachtig om naar te kijken. Zoveel geluk, en dat hangt straks allemaal aan één schroefje.
Thea Ambagtsheer