EEN GEDEGEN CONSTRUCTIE

Stompwijk ’92 heeft 750 leden en kan rekenen op de onvoorwaardelijke inzet van om en nabij de 125 vrijwilligers. De sporthal is uitstekend onderhouden, en het park ligt er keurig bij. Carnaval is serieuzer dan vaak wordt gedacht en de functie van prins levert een positieve bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling. En dan staal! Staal is het mooiste materiaal ter wereld. Staal heeft potentie.

Aan het woord is Jan Luiten. Wie kent hem niet. De man van Stompwijk ’92. Of nee, de éx man van Stompwijk ’92. Sinds eind oktober is hij geen voorzitter meer. Niettemin spreekt hij met overtuiging over de vereniging. Die zit hem aan het hart gebakken dat merk je aan alles. Niet dat hij er emotioneel over doet, zeker niet. Hij klinkt correct en zakelijk, en spreekt in hecht geconstrueerde zinnen. Voor hem geen modieus geleuter.
In het kader van mijn inburgeringcursus begint Jan te vertellen over hoe de sporthal tot stand is gekomen. Er waren eens drie sportverenigingen die samen gingen werken om een dak boven hun hoofd te krijgen. De voetbal, de handbal en de gym. Drie afzonderlijke elementen met drie uitgesproken karakters. De één wat welgestelder dan de ander. Aan Jan de nobele taak de drie tot één geheel te smeden maar wel met behoud van het eigen gezicht.
Hij doet er nuchter over: ‘We kregen drie maanden de tijd om alles te organiseren. Met ‘we’ bedoel ik Eric Fontein, Kees Luiten en ik. De doelstelling was even eenvoudig als gecompliceerd. Eric, Kees en ik hebben er in juli 1991 een enkele zaterdagmiddag over gedaan om op één lijn te komen. We waren het al snel eens: het was nu of nooit. Het kostte ons vervolgens weinig moeite de drie voorzitters van de verenigingen te overtuigen. Dat waren Jos Ramakers van de voetbal, Ton van Geijlswijk van de handbal en Anton de Winter van de gymnastiek. Na vele gezellige en positieve vergaderingen gingen we er dus voor; op een avond in oktober ’92 werden de drie verenigingen opgeheven en werd Stompwijk ’92 opgericht.’

Daarna begon het wervende werk. ‘We zijn wekenlang bezig geweest met het inpraten op wethouders en raadsleden. Er werd gepuzzeld en gerekend en uiteindelijk bleef er één obstakel over: een kostenpost van 35.000 gulden per jaar voor het schoonmaken, ten laste van de gemeente . Toen heb ik gezegd: nou, dan doen we dat wel zelf! Om een lang verhaal kort te maken; we beloofden de eerste tien jaar zelf de hal schoon te houden. Dat scheelde de gemeente dus een aanzienlijke som geld. In december ‘92 konden we gaan bouwen en in oktober ’93 stond de hal er. De opening was een feest.’

Dat kon u nou wel aanbieden, dat zelf schoonmaken, maar dat kan nog wel eens tegenvallen als er daadwerkelijk gezwabberd moet gaan worden. ‘Toch niet’ vervolgt Jan ‘dat schoonmaken doen we nu al elf jaar en dat gaat buitengewoon goed. De sporthal is prima onderhouden en het park ligt er keurig bij. Dankzij de enorme inzet van onze vrijwilligers. Zij zijn de kracht van de club. We hebben ook een goed bestuur. Met z’n allen volgen we één lijn en hebben we één doel.’ Op mijn vraag wat dat doel is, antwoordt Jan ‘Het bieden van maximale facilitaire omstandigheden tegen minimale prijs.’ Dat is klare taal. Daar is geen woord Spaans bij.

Zoals u het vertelt, klinkt het allemaal zo eenvoudig. Maar dat is het vast niet geweest. Over welke eigenschappen moet je beschikken om een gecompliceerde situatie hanteerbaar te maken en in succes om te zetten? ‘Je moet een duidelijk doel voor ogen hebben, positief zijn en realistisch. Combineer dat met een vermogen tot relativeren. Als je het doel bereikt hebt, kun je uiteindelijk tevreden zijn.’

De overheid is nogal aan het bezuinigen de laatste tijd. Merkt Stompwijk ’92 daar iets van?
‘De gemeente Leidschendam Voorburg heeft zich altijd heel behulpzaam getoond. Laat ik dat vooropstellen. En die bezuinigingen; tja, van een kale kip kan je geen veren plukken.Althans, dat is de situatie van dit moment. Gelukkig komt het bij ons minder hard aan, dankzij ons vrijwilligersleger. Schoonmaken deden we altijd al zelf dus daar hoeft de gemeente ons nu niet mee te belasten. Die regeling loopt gewoon door.

De overheid wil dat het roken in sportkantines een halt wordt toegeroepen. Kent Stompwijk ’92 een rookbeleid?
‘Daar hebben we in huis afspraken over gemaakt. Op zaterdag mag er pas na tweeën gerookt worden. De kantine zal binnenkort voor een gedeelte rookvrij worden gemaakt. Bij de kaartavonden wordt er tijdens de eerste twee series niet gerookt.’

U heeft laatst de Ubu* gekregen van de gemeente Leidschendam Voorburg. Voor uw verdiensten voor Stompwijk’92. Gaat u de vereniging straks niet missen?
‘Ik blijf gewoon bij de club betrokken hoor. Maar het is genoeg geweest; het is tijd voor nieuw bloed. Ik heb bestuursleden zien gaan en komen. De enige die er van het begin af aan bij is geweest, en nog steeds is, is Max van Dijk, onze ‘kantinebaas’.
Vergis je niet, ik heb het reuze druk in mijn vrije tijd. Ik zit nog in een paar andere besturen, en ik ben bijvoorbeeld voorzitter van de oud prinsen van de Gaanders. Dat is erg leuk. In 1982 was ik zelf prins. En nee’ reageert hij op mijn opmerking over feesten en gezellig dronken worden ‘daar gaat carnaval niet over. Natuurlijk pakken we een pilsje, maar er is meer dan dat. Toen ik voorzitter werd van de Gaanders hebben we hard gewerkt aan imagoverbetering van de vereniging. We gaan op ziekenbezoek en brengen een beetje gezelligheid in bejaardencentra. Dat doen we met prins, page, raad van elf en het befaamde oud prinsenkoor. We bezoeken ook scholen. En prins zijn, is ook leerzaam. Ik heb prinsen zien komen die stiknerveus hun eerste toespraak hielden en als je ze dan een week later een zaal hoort toespreken! Dan hoor je een heel andere man.’

U heeft tussen al dat gevoorzitter door ook nog een bedrijf opgezet en, ook niet onbelangrijk, een gezin gesticht. Heeft uw echtgenote nooit eens ‘stop’ geroepen?
Ah, nu drijft er een warme glimlach de kamer binnen! ‘Mijn vrouw heeft mij altijd veel vrijheid gegund. Soms denk ik wel eens, misschien een beetje te veel.’ Jan vertelt over de vakanties die ze samen houden, en over zijn drie kinderen die her en der in Nederland wonen. De glimlach wordt nog een tandje mooier als hij spreekt over zijn twee kleinkinderen die het leven van hem en zijn echtgenote nu zo bijzonder maken.
Ineens begrijp ik het. Al die bezigheden, al die spankracht en duidelijke hoeklijnen, die warmte: bij Jan volgen de etappes elkaar niet op, ze lopen parallel aan elkaar. En hij ziet kans bij alles het perspectief te behouden.

Het gesprek nadert zijn einde. Op de valreep komt Jan over staal te spreken. ‘Staal heeft potentie’ houdt hij mij voor. ‘Zúlke mooie dingen kun je ervan maken; maakt niet uit of je over een brug of een fietsenrek praat. Het kan allemaal met staal.’ In een ommezientje tovert hij glanzende foto’s te voorschijn van prachtige constructies en verbindingen met bouten. Eerlijk waar, het ziet er schitterend uit.
Jan: ‘Alles is mogelijk met staal en dat komt mede door al die prachtige conserveringsmethoden van tegenwoordig. Vroeger maakte je een hek en als het af was dan deed je er een lik verf over. Maar het volgende jaar roestte het onder je handen vandaan. Dat is vandaag de dag helemaal niet meer aan de orde. Je kunt er zelfs prachtige huizen van bouwen.’

Natuurlijk zit Jan ook in een club van staalmensen die fijn met elkaar filosoferen over de toegevoegde waarde van staal. Het verbaast me niets, Jan kijkt niet op een clubje meer of minder. Ter afsluiting krijg ik een staaltijdschrift mee. Als ik er thuis in zit te bladeren lees ik in het onderschrift bij een stalen huis: ‘Alle verbanden kun je wegwerken onder één kap.’
Of het over Stompwijk ’92 gaat!
Thea Ambagtsheer