Muizenissen

 ‘In de kerk is altijd werk!’

Voorgaand statement is afkomstig van mijn vader (Herman) en dat was niet moeilijk te onthouden; hij zei dat zó vaak dat het nu gegraveerd staat in mijn hersenen! Tot afgelopen zondag heb ik al die jaren nooit begrepen waarom hij het zei: ik verveelde me altijd te pletter in de kerk. Zat meer op mijn horloge te kijken (en dan ging de tijd nóg trager..) dan de eucharistie te vieren. Daar was ik niet de enige in, mijn broer gaapte zich er ook altijd door heen en andere leeftijdgenoten keken ook niet op hun vrolijkst. Mijn zus, de oudste thuis, hield zich altijd wel goed. Of ze liet niks merken. Tuurlijk, er waren ook wel eens momenten dat het er wel leuk was. Meestal was dat ná de dienst, als iedereen nog even bleef hangen. Dan zocht je leeftijdgenoten op en childe je er lekker op los. Of je ging naar huis waar dan een gedekte tafel stond vanwege de zoveelste kerst- of paasviering. Maar het ‘werk’ kwam ik maar niet tegen…

Zondag ging ik met mijn broer naar ons geboortenest, Terschelling. We waren daar op uitnodiging van de kerk omdat zij vijftig jaar op haar fundering stond. Dat is relatief jong te noemen maar toch voor de katholieke gemeenschap (volgens officiële papieren 400 gedoopte maar 40 actieve ‘gelovers’)  van het eiland reden om eens flink uit te pakken. Dat ‘uitpakken’ begon met een kerkdienst. Wij, broer, zwager, nicht en neef en vriendin en ondergetekende meldden ons één minuut voor aanvang, dat waren wij nog gewend van vroeger! En gingen achterin zitten, dat waren wij ook gewend van vroeger (er waren vroeger wel pastoors die ons dan naar voren riepen..onder de noemer dat ze dan niet zo hoefden te schreeuwen). Even daarna zag ik diverse pastoors, een Bisschop en drie misdienaars. Ik herkende ze, op de Bisschop na, allemaal want ze hadden allemaal in de afgelopen jaren dienst gedaan op Terschelling. De dienst duurde ongeveer anderhalf uur en nog steeds zag ik het werk niet. Toen werd ineens mijn vader (en moeder) naar voren geroepen en kreeg hij een bisschoppelijke onderscheiding, de Bonifatius-penning, voor vijftig jaren vrijwilligerswerk in deze kerk. Hé! Ze hebben het over werk! Hij zette onder andere de kerkbanken weer in de beits, onderhield de tuin, verving kapotte lampen, onderhield contacten met gastpastoors (in de zomermaanden), verfde het tuinhek, repareerde zaken waar nodig, verzorgde de collecte, telde de aanwezigen voor de statistieken, regelde dat kapotte glas in loodraampjes vervangen werden door deskundigen, verving kapotte dakpannen na de zoveelste storm, fungeerde als penningmeester en secretaris en, last but not least, zorgde dat wij, zijn kinderen, elke week in de banken zaten. In mijn herinnering heeft hij zelfs een keer de pastoor vervangen omdat die ziek van het altaar afliep… Beroepsmatig werk zat er ook bij want hij heeft ooit, als timmerman, de kerk gebouwd. Je kunt dus rustig zeggen dat zijn hele ziel en zaligheid er in zat.

Zondag werd hij in het zonnetje gezet en ik durf hier rustig te beweren dat het bloedheet werd. Het feest verplaatste zich naar buiten, beschut door tenten en Onze Lieve Heer was hem kennelijk ook dankbaar want we hielden het droog.

Voor mij werd het een déjà vu want ik kwam weer mensen tegen die ik al dertig jaar niet meer gezien had. En opnieuw werd hij gelauwerd, door pastoors maar ook door mede parochianen en met de minuut begon mijn trots te groeien, ook voor mijn moeder want zij gaf hem die vrijheid. Mijn Pa! Zevenenzeventig lentes jong en nu het middelpunt van belangstelling. Nu begreep ik wat hij mij altijd voorgehouden heeft: leef niet alleen voor jezelf maar ook voor anderen. En ik begreep ineens de stelling dat er in de kerk altijd werk is. Ja, mijn vader is me er eentje. Een (her)manus van alles! Hoop nog lang van hem te mogen genieten.

Arjen Veldhuizen