De vriend van staal . gedicht

 

Er was eens een jongen van tien jaren oud.

Hij had weinig vrienden, maar een hartje van goud.

 

Een zeer slimme jongen, altijd een tien.

Hij kon al rekenen, voordat hij kon zien.

 

Een uitvinder, zo noemde hij zich.

Het bouwen van nieuws dat vond hij prachtig.

 

Maar waarom, vroeg hij zich plots af,

heb ik geen vrienden? Ik doe toch niet maf?

 

Ik kan alles maken, wat ik maar wil.

Waarom doet iedereen dan altijd zo kil?

 

Hij vroeg aan zijn moeder: ‘Wat is er mis met mij?’

Waarop zij antwoordde: ‘Niks! Je maakt mij toch blij?’

 

Ook zijn vader kon hem niet van raad voorzien.

Toen dacht de jongen het is de bedoeling dat ik het zelf uitkien.

Dus de volgende ochtend ging hij aan de slag.

Hij bouwde en bouwde de volledige dag.

 

Hij maakte een vriend van staal en van chroom.

Een grote robot, zo sterk als een boom.

 

De robot kon praten, lopen en spelen.

Nee, dacht de jongen, ik ga me niet meer vervelen.

 

De dagen die vlogen zeer snel voorbij.

Hij voetbalde, zwom en gooide met klei.

 

De andere kindjes bij hem in de straat,

zagen de robot en stonden paraat

 

om mee te gaan spelen, want iedereen kon zien

dat de jongen en de robot pret hadden voor tien!

 

De vriendengroep van de jongen was niet meer zo kaal,

doordat hij een vriend gemaakt had van staal!

 

Dit gedicht is ingezonden door opa Jan van Rijn en geschreven door zijn kleinzoon Rory van Rijn