gedicht van Janus Verhagen

 

De Sint en Pieten zijn verdwenen,

de kerstbomen zijn verschenen

Bij de één is de boom soms groot

bij de ander is die wat klein,

de kerstsfeer zal bij ieder hetzelfde zijn.

Dan ook de kerststal niet vergeten,

daar begon het zoals we weten.

zoals de legende het ons vertelde

moest men zich voor een volkstelling melden.

Ook Maria en Jozef zijn op reis gegaan,

maar konden van vermoeidheid niet verder gaan.

De herbergen in die dagen waren over vol

De herbergier zei: zoek op de heide maar een hol.

Van ellende zijn ze toch de heide maar opgegaan,

en ja, daar zagen ze een schapenstal staan.

Daar lag wat warm stro en een voederbak,

Jozef maakte er een krib van, want dat was zijn vak.

Verder op de heide in de maneschijn liep een kudde schapen,

de herders en de hond lagen te slapen.

In die nacht werden ze in hun slaap gestoord,

want engelengezang hadden ze nog nooit gehoord.

Ook een grote ster zagen ze aan de hemel staan,

Die bewoog zich voort en daar zijn ze achteraan gegaan

totdat hij boven de stal stil kwam te staan.

Daarbinnen zagen ze Maria en Jozef bij het kribje, ja waar

Ze waren gelukkig met hun zoon, reken maar

De verlosser is geboren

dat zongen de engelenkoren

Ja mensen en toen was het Kerst

En mijn verhaal is uit, dan natuurlijk tot besluit,

Voor groot en klein, voor iedereen, ja allemaal,

Een fijne Kerst en een goed en vooral gezond Nieuwjaar

 

Janus Verhagen