Muizenissen

“Heb jij een jongen?” , vroeg een jochie van een jaar of acht aan mij terwijl ik keurig voor mijn (Terschellinger) vakantieverblijf een shaggie stond te roken. Hij had rossig krulhaar en daaronder een enorme hoeveelheid sproeten en ik vroeg mij af of dit een ‘local’ jochie was of ook een vakantieganger. Hij leek op iemand waar ik vroeger wel eens mee optrok en aangezien kinderen vaak verdacht veel lijken op hun moeder of vader, peinsde ik me suf. Ik was al diverse ouwe makkers en vriendinnen tegen gekomen en telkens herkende ik hun in de gezichten van hun kinderen. Maar dit keer schoot mij geen naam te binnen… “Of ik een jongen heb?” “Ik heb er wel drie!” antwoordde ik. “En ze zijn allemaal verderop aan het spelen, met de geweren, dus ga maar op het geluid af.” Maar in plaats van direct erop af te gaan bleef hij staan. Ik besloot hem uit te horen want ik wilde nu wel eens weten ‘van wie hij er een was’. “Waar woon je?” begon ik mijn vragenvuur. “In ’t Achterom.” antwoordde het mannetje. Nu begon het voor mij heel interessant te worden want ooit heb ik ook in ’t Achterom gewoond, in een huis met een grote tuin waarin zich een wip, een schommel en een draairad bevond. En een groentetuin! Maar kennelijk was die ruimte niet genoeg want we waren ook heel vaak voor het huis op straat te vinden, om te voetballen of om andere ´kinderdingen´ te doen. Voor het voetballen hadden we zelfs doelen gemaakt en midden op straat gezet. Dat kon ook in die tijd: hooguit drie keer kwam er een auto voorbij! “Welk huisnummer?” vroeg ik, “Want ik heb op nummer drie gewoond”. Hij moest even nadenken maar toen wist hij het weer: “Op tien”. Het begon nu leuk te worden dus ik vroeg aan hem hoe hij dan wel niet heette. “Jurre!” “En van achteren?” “Van der Molen” Nu was het voor mij weer tijd om eens diep in mijn geheugen te graven want het was niet een naam die ik zo een, twee, drie thuis kon brengen. Na enkele minuten kwam ik tot de slotsom dat het dan wel om een import familie zou gaan, die zich ooit op Terschelling gevestigd hebben nadat ik daar al vertrokken was. “Maarre…. vervolgde ik, ’t Achterom is drie kilometer verderop dus ben je niet een beetje te ver van huis?” Het ventje keek mij bevreemd aan en wees richting een vakantie appartement naast ons: “Dáár woon ik!” Nu begon het kwartje bij mij te vallen. Ik zat er helemaal naast. Dit joch was hier gewoon op vakantie en woonde kennelijk in een straat die ook ’t Achterom heette! Er zijn immers meer hondjes die Fikkie heten! “Waar woon je dan aan de wal?” vroeg ik vervolgens maar daar wist hij geen antwoord op te geven. Wat zou het ook. Het is vakantie en dan moet je niet moeilijk doen.
Arjen Veldhuizen