Afgelopen maand is het oude kaaspakhuis van de gebroeders Van veen, tegen de vlakte gegaan. Een wat van de rijweg weggelegen gebouw dat nauwelijks indruk maakt, maar toch mede het beeld van de Dr. Van Noortstraat (52) bepaalde. Ik ben ernaast geboren en het bijhorende woonhuis was ruim voor mijn tijd al weg. Het “groentje’ zoals dit door ons genoemd werd, was een ideale plek om te spelen. In de winter zoefden we met de familieslee, goed voor drie personen, naar beneden. De sneeuw bleef in het gras lang liggen en was ideaal voor het maken van een sneeuwpop. In de zomer konden we er uren badmintonnen. Maar ook lag de doodgereden lapjeskat op een dag in het groentje. Allemaal beelden die boven komen drijven.
De gebroeders woonden recht tegenover ons. Twee broers Henk en Jaap en zus Jo deelden de woning. Op nieuwjaarsdag werd er een borrel voor de buurtjes geschonken. Er werd in die tijd amper alcohol gedronken en het was voor ons ongekend dat mijn vader en moeder wel erg vrolijk terugkwamen van het nieuwjaar wensen.
Links en rechts van de brug hingen van die ijzeren bunnen in het water, waar de gevangen, misschien wel gestroopte, palingen in gedaan werden. Ik weet zie nog die massa over elkaar heen krioelende gladde alen, die ik al helemaal niet lustte. Achter het huis was de palingrokerij. Menigeen kwam er graag een palinkje halen.
Ik heb eens geïnformeerd naar de herinneringen van de familie van Veen. Martien woont nu op die plek. Voorheen woonde hij samen met zijn zusjes Lenie, Greetje en Willy een paar huizen verderop. Met elkaar worden herinneringen opgehaald.
Oom Jaap had de voorkant in gebruik. Een deel werd gebruikt als garage en pakhuis. De auto stond er natuurlijk in. Je kon met een houten trapje naar boven waar de kazen opgeslagen lagen en met een stenen trapje kon je naar de kelder waar de opslag was voor boter en eieren. In die kelder was er een koelpet (koelruimte). In het begin was er geen verlichting maar de lampen van de auto’s zorgden toen voor verlichting.
Oom Henk gebruikte de achterkant, dat was een kelder die liep een stuk onder de garage door. Hij had daar wel verlichting door middel van een gaskousje, als je het aanraakte was het stuk. Als kind wilden zij het wel aanraken, want het leek net en ijsje en het had de aantrekkingskracht van een mot op het licht. Als zij het toch aanraakten was het kousje stuk en dan werd ome Henk echt heel boos. Later zagen we dit fenomeen terug in de campingverlichting.
De meiden van Veen hielpen ome Jaap altijd met lossen en laden van de auto en soms ook kazen schaven. Als beloning kregen zij dan een rolletje Rang (zuurtjes). Na het helpen was er de rit naar de Meer en Geer toe om de koeien tellen van ome Jaap. Wat zeg nou zelf, wie had er in die eind jaren vijftig, begin jaren zestig nou een auto!
Ik weet dat ik zelf bedelde bij de buurjongen, Jaap Schrader, om een ritje achter op zijn bromfiets. Ik stond hem uit zijn werk boven aan de weg op te wachten en mocht dan heel soms helemaal mee naar het tunneltje van Leidschendam en terug. Dat was kicken!
De familie van Veen weet ook dat er op maandag en donderdag meneer Van Dijk langs kwam, een kaasgrossier uit Gouda. Er werd aan de wagen kaas geproefd, dan boorde van Dijk met een boor (klein soort appelboor) kaas eruit en werd er geproefd. De rest ging weer terug en met een beetje zacht gemaakte kaas werd de kaas weer dicht gesmeerd, zodat er niets meer van te zien was.
De laatste Opel Kadett van ome Jaap heeft na zijn dood nog jaren in de garage gestaan.
Een stukje historie is hiermee verloren gegaan, maar blijft hiermee toch weer een beetje bewaard.
Familie Van Veen en Petra