Steunt Kees van Kooten de Partij voor de Dieren ‘om op te vallen’? Natuurlijk niet. Arjen Veldhuizen slaat de plank in zijn stukje van vorige week een aantal keren pijnlijk mis. De opkomst van de Partij voor de Dieren heeft niets te maken met ‘verveling’, maar alles met een van de ergste misstanden in onze samenleving. Om de MKZ crisis te bezweren werden in 1997 11 miljoen gezonde varkens vernietigd. Biggetjes die de moederbuik verlieten gingen regelrecht de lopende band richting de vernietigingsmachine op omdat de varkensboeren anders de premie niet kregen uitgekeerd. Twee jaar later was er de BSE crisis, waarbij 300.000 runderen werden ‘geruimd’, en in 2003 werden 45 miljoen ‘dioxine kippen’ vergast. Enkele weken geleden ging in Groningen een schuur in vlammen op, waarbij 22.000 kuikens levend zijn verbrand, het zoveelste ‘ongeluk’ waarbij dieren op een gruwelijke manier aan hun einde komen.
De Amsterdamse jodin Marion Bienes, die het concentratiekamp Bergen Belsen overleefde: ‘Het verschrikkelijke leed dat wij dieren aandoen, is volledig vergelijkbaar met het krankzinnige leed dat miljoenen joden in de Tweede Wereldoorlog is aangedaan. Ook wij werden in veewagens opeengepakt en afgevoerd, in uiterst beroerde en letterlijk uitzichtloze omstandigheden gehuisvest. Ook wij moesten toezien hoe lotgenoten naar de gaskamers gingen, terwijl hun stoffelijke resten met bulldozers bijeen werden geschoven om te worden vernietigd.’
Dierenleed veroorzaakt maatschappelijke onrust. De varkensmoord leidde op de Veluwe tot opstand onder gereformeerde varkensboeren. De moord op Pim Fortuyn was in 2002 een bizar gevolg van het feit dat groepen burgers steeds feller tegenover elkaar zijn komen te staan rondom het onderwerp dierenleed. Veel Nederlanders hebben schoon genoeg van de mensonterende ‘killing fields’ van de bio industrie. Niet voor niets is het Milieudefensie vorige week als eerste gelukt via een ‘burgerinitiatief’ de bio industrie op de agenda van de Tweede Kamer te krijgen. De benodigde 100.000 handtekeningen waren in een mum van tijd binnen. Hoe hoog de gemoederen rond onze omgang met het dier zijn opgelopen, blijkt ook uit de blinde woede van Arjen aan het einde van zijn stukje: ‘Mensen die zich vergrijpen aan een geit, paard of hond moeten ze ophangen aan de hoogste boom, en dan het liefst aan hun… juist.’ Nee, Arjen, mensen die zoiets doen zijn gestoord. Je moet ze niet vermoorden, en zeker niet op zo’n beestachtige manier, maar opbergen in een psychiatrische inrichting.
Tegen deze achtergrond is de bewering dat ‘een partij voor de dieren alle logica voorbij schiet’ onzinnig. Het is juist hoognodig en zeer logisch dat eindelijk ook in de Tweede Kamer zelf uitdrukkelijk aandacht wordt gevraagd voor de positie van het dier. Een partij voor de dieren stelt ethische vragen bij ons handelen en gaat in die zin niet over dieren, maar juist over mensen. Met het ‘gelijkstellen van dieren aan mensen’ of met een gebrek aan solidariteit met mensen heeft dat niets te maken.
Arjen moet blijven schrijven over de avonturen van zijn gezin. Politieke onderwerpen zijn voor hem te hoog gegrepen.
Jos Teunissen