Muizenissen

Terwijl ik mijn buurman aan het helpen ben met elektriciteitsdraden trekken, springt Youri zenuwachtig voor de deur heen en weer en vraagt steeds hoelang het nog duren gaat: “Het duurt tot het klaar is!” riep ik door de brievenbus. Stuk ongeduld! Maar dat laatste dacht ik alleen maar en dat wilde ik zo houden want ik wil niet tot de categorie behoren die álles zegt wat ze denken…. De reden van zijn ongeduld was dat hij gevraagd was voor een logeerpartijtje bij een vriendje van ‘m. “En de kat was dood!” voegde zijn maatje nog toe `door de telefoon, om zo een eventueel Nee onzerzijds te voorkomen. O, de kat is dood. Wat heeft dat te maken met het logeerverzoek? Nou, in dit geval behoorlijk veel want de vorige keer dat Youri bij dat jochie ging logeren, werden we s’avonds om elf uur gebeld door de logeermoeder dat hij steeds moest niezen…toen wisten wij weer dat hij inderdaad allergisch was voor katten en vijf minuten later zat ik in de auto om hem op te halen. Eenmaal thuis hebben we hem onder de douche gezet en rond middennacht verstompte het niezen in licht snurken.
Direct na het laatste getrokken draadje zat ik alweer op mijn scooter mét een dekbed tussen mijn benen én een kussen in de topkoffer. Eenmaal aangekomen gaf ik aan de ouders door dat we toch de telefoon die komende avond in de gaten zouden houden, ook al was de kat dood. En ook al had Youri’s gastheer zijn slaapkamer helemaal gestofzuigd! De volgende ochtend werden we niet wakker van de telefoon maar van Sven die zijn nieuwe keyboard aan het testen was, de dag ervoor gekocht van zijn verjaardagsgeld. Youri had het kennelijk gered want de telefoon bleef stil. Sil had zijn keyboard ook naar beneden gehaald en samen met zijn broer speelden ze alsof het een lieve lust was en natuurlijk stond de teevee ook hard want anders konden ze het niet horen….Dat vertelden ze ons toen wij chagrijnig van het vroege tijdstip beneden kwamen. Gelukkig gingen ze na deze, niet door ons aangevraagde wekservice, rustig met de lego en garage spelen en konden wij nog even terug naar ons warme bed…Met telefoon natuurlijk.
Die middag kwam Youri thuis en zijn logeermaatje kwam mee. Het was goed gegaan tot die morgen want hij was toch weer begonnen met niezen. Hoogstwaarschijnlijk de geest van de dode kat, dacht ik. Ze renden vervolgens naar boven om te computeren en ik hoorde nog net dat ik nog wel even zijn spullen moest halen…”Vóór half vijf want ze gaan dan ergens op visite!” Ik keek mijn vrouw met mijn liefste doch zieligste gezicht aan want ik dacht wat slaap in te kunnen halen op de bank maar zij zei snel: “O, dat kan jij mooi doen met de scooter want het tunneltje is afgezet..” En daar ging Pa weer. Even later melde ik me bij de ouders en zij vertelden me dat het klaar moest staan want de jongens hadden álles opgeruimd. Alles? Nou, bijna alles….Niets dus! Met veel duwen en trekken lukte het mij het dekbed weer in de vuilniszak te krijgen en niet veel later was ik weer thuis. Eindelijk, de bank. Maar ik zat nog maar net of Youri kwam ineens met gebogen hoofd de kamer in en hij klaagde over ontzettende hoofdpijn. Ai, ai, ai, dat was geen goed nieuws want daar heeft hij wel eens meer last van gehad en dat was dan ook echt heftig.
Sven besloot maar weer eens een riedeltje op zijn keyboard te spelen maar hield toch direct weer op toen hij het blik zag wat ik hem toewierp…
We gaven Youri een aspirientje en legden hem in bed met een koud washandje op zijn in en in witte gezicht. Hierna gingen we weer naar beneden en keken voor de verandering maar weer eens naar het schaatsen en sisten ons gek naar Sven en Sil om ze stil te houden. Even later moest Sven even naar boven om ‘wat te pakken’ maar in werkelijkheid ging hij even naar zijn broer kijken: “Pap! Je moet bij Youri komen!” Ik rende naar boven en daar zag ik Youri boven een emmer hangen en rook ik een zure lucht en wist ik genoeg. Toen moest ik eerst Sven de kamer uitwerken want zijn broederliefde was omgeslagen in ‘zeggen wat je denkt’: “Gadverdamme, wat stinkt dat, zeg!” Youri kwam weer bij en begon te praten: “Ik denk dat ik ziek ben, Pa. Morgen maar niet naar school..” Ik hapte niet en maakte het af door te zeggen dat hij eerst maar eens moest gaan slapen.
Een uurtje later was hij weer beneden maar bleef zielig. Hij hoefde zelfs geen patat! Sil kwam naar mij toe en fluisterde in mijn oor dat ik mijn vest maar moest uitdoen want dan kon hij het over zijn broer heen leggen. Zwijgend aten we onze patatten en we zagen dat het goed was….
Arjen Veldhuizen