Pelgrimeren – tocht van de Stilte

(deel 2)
Wij passeren vele wijngaarden en bodega’s en bij één is het zelfs zo geregeld dat naast het kraantje van water wat uit de muur komt, er een ander naast zit die wijn geeft. Voor ons Nederlanders een goede gelegenheid om het waterflesje te verruilen voor een wijnflesje, het lijkt de bruiloft van Kanaän wel. Daar loop je lekker op. De volgende dag op weg naar de Spaanse hoogvlakte. Grote vlakten met alleen maar korenvelden, is het zicht voor de aankomende dagen. Herders trekken met hun kudde schapen rond om de restjes bij elkaar te sprokkelen en het ezeltje vergemakkelijkt de weg van de herder. Ook hier worden wij vergezeld van vele vogels waaronder de vale gier en de steenarenden. Het blijft een machtig gezicht meer dan 80 gieren met een spanwijdte van 100 cm. in de lucht te zien hangen. Het is ook de vlakte van veel lopen en nauwelijks een dorp zien. Hier liggen de lemen dorpjes op drie, vier en soms wel vijf uur lopen van elkaar verwijderd. De schamele lemen huisjes herbergen wat mensen. Levensmiddelenzaken zijn er niet, dus moet je alert zijn iedere keer voldoende eten bij je te hebben, wanneer dat kan. Ons ontbijt bestaat diverse keren alleen maar uit een paar Mariabiscuitjes. Dan weer proberen in het volgende dorp iets eetbaars te krijgen. Spanje heeft in het Heilige Jaar in 1999 wel veel kleine bronnetjes aangeboord, zodat pelgrims wat makkelijker aan drinken kunnen komen. Helaas heeft er een toch vervuild drinkwater gegeven, want beiden zijn wij dagen ziek geweest. Juist wanneer je relatief kleine afstanden moet lopen – 20 km – zou je lichaam weer wat aan kunnen sterken. Nu krijgen wij beiden diaree en koorts. Er zit niets anders op dan medicijnen in te nemen en door te lopen. Met wat water en brood zijn wij de vijf daarna volgende dagen doorgekomen. De weg wordt aangegeven door gele geverfde pijlen of stenen pilaren met daarop de Jacobusschelp weergegeven. Pelgrims stapelen langs de kanten van de weg stenen op elkaar als symbool onderweg te zijn. Het geeft de trekkende pelgrims weer. In de kleine dorpjes staan kerken die uit de Middeleeuwen stammen of zelfs nog daarvoor. Ooievaars hebben op de torens, waar de scheuren doorheen lopen, nesten gebouwd. Het verbaast ons dat in menig toren de klokken nog blijven hangen. Bij sommige kerken, zeker op het platteland is het interieur sober, maar wanneer je in grotere stadjes komt, is het uitbundig. Nu is goed te zien hoe de Spanjaard al het gestolen goud uit Midden-Amerika heeft besteed. Altaren zijn overweldigend en zeker de pelgrimsroute is voor vele architecten en kunstenaars een uitdaging geweest om er iets moois neer te zetten. De ‘Camino’, zoals de weg naar Santiago wordt genoemd, heeft velen geïnspireerd.
Op de 18e loopdag verruilen wij de hoogvlakten voor het gebergte en lopen Leon binnen. De derde grote stad op onze weg. Veel van onze medereizigers zijn afgehaakt of haken in Leon af, om het volgende jaar het laatste eind te doen. Wij
-7-
hebben er hier 465 km opzitten en Carla komt doodziek Leon binnenlopen. Wij kloppen aan bij het klooster van de Benedictijnen die ons liefdevol opvangen. Vanaf dit punt komen er ook weer nieuwe lopers bij die de laatste 300 km. willen lopen. Het gevolg is dat het klooster overvol is met slapers. Alle bedden zijn op een gegeven moment uitgegeven, maar matrassen worden nog uitgedeeld en mensen slapen in de openlucht op de binnenplaats van het klooster. Niet één pelgrim wordt weggestuurd. Altijd wordt er wel weer een plaatsje gevonden om hem de nacht te laten doorbrengen, een juiste gedachte hoe geloof beleden moet worden.

Vanaf nu gaan wij het gebergte weer in en na twee dagen komen wij bij het voor pelgrims zo bekende ‘Cruz de Ferro’. Op een bergtop staat een 5 meter hoge houten paal met daarboven op een stalen kruis. Pelgrims door de eeuwen heen leggen hier hun meegebrachte steen van thuis neer als symbool dat de last die je meedraagt afgelegd kan worden. Nu kan je aan een nieuw leven beginnen. De hoop met stenen is indrukwekkend en wanneer wij onze steen op de hoop leggen, is dit een emotioneel moment. Onze missie is niet om onze last af te leggen, maar die voor een ander. Wij hopen dat zij er baat bij zal krijgen. Verder gaan wij en voor de aankomende dagen is het alleen maar stijgen en dalen. De temperatuur waar wij zoveel last van hebben gehad – de thermometer gaf 35*C om zeven uur in de avond aan – zou de aankomende dagen minder worden. Wij lopen zelfs met 2 regenbuien in de ochtend, wat minder zwaar is dan de bloedhete zon de hele dag op je hoofd. Wij passeren vele kloosters en mooie gebouwen en in de ochtend lopen wij langs de ruïne van San Antón. Dit voormalige klooster gaf de pelgrims naast onderdak ook wijn en eten. In de overblijfselen is nog goed de ruimte te zien waar voedsel in neergezet werd, wanneer de pelgrim passeerde. Zelf lopen wij, gezien het tijdstip waarop wij in Santiago moeten aankomen, nog alternatieve routes, waaronder die naar het klooster in Samos. Mooie fresco’s sieren de muren en de architectuur is overweldigend. Teruglopend naar de normale route komen wij langs kleine dorpjes. Houten schijfwielen sieren de boerenwagens nog en wij worden geraakt door het eenvoudige kerkje, waar 15 kleine houten bidstoeltjes in staan en een altaar van drie stenen. Een Mariabeeld siert de achterkant van het altaar. Dit zijn de momenten van stil geluk die wij beiden ervaren hier. Na een aantal dagen bereiken wij Santiago de Compostela. Het is dan 22 augustus en onze kinderen staan bij de grote kathedraal wanneer wij aankomen. Een mooier moment kun je je als ouders niet voorstellen. Opgewacht te worden door je kinderen. Wij halen ons Compostelana, het bewijs dat wij de Camino gelopen hebben en vieren de pelgrimsmis mee in de kathedraal. Als eersten worden wij afgeroepen in de bomvolle kerk, de pelgrims uit Holland. Hier heb je het voor gedaan. Hier heb je pijn, zweet en tranen voor gegeven om
Santiago te bereiken. Wij bezoeken het graf van de H. Jacobus en doen de gebruikelijke wensen die de pelgrim mag doen wanneer deze Santiago haalt.
Het is een emotionele dag en vaak hebben wij tijdens deze reis moeten denken aan het korte gedicht wat onze zoon voor ons schreef: ‘Voor iedere stap een woord en voor ieder woord wat liefde’. Treffender heeft hij het eigenlijk niet kunnen omschrijven, want zo is wel de ervaring geweest die wij bij het lopen van de Camino opgedaan hebben. Wanneer de terugreis begint op 24 augustus, zijn wij blij naar huis te mogen. Het is een ervaring in ons leven geweest, die wij niet hebben willen missen, maar voor een tweede keer? Ik krabbel mij nog eens stevig achter de oren wanneer men vraagt: ‘Ga je mee de Camino lopen?’. Kan ik wel zeggen: ‘Nou, ik weet het nog niet¼. ik ben al geweest’.
Leo Wijnhoven¼¼ U weet wel, die van de Zustersdijk.