Man, vrouw en paard

Ik heb weinig verstand van paarden en bekijk ze sinds het moment dat ze hun intree deden in mijn huishouden met aanzienlijke reserve. Met enige regelmaat verkeer ik in shocktoestand als zich op het paardenvlak weer eens een ramp voordoet waardoor mijn gezinsleden, afhankelijk van de grootte van de gebeurtenis, in tranen of wanhoop worden gedompeld. Maar hun passie voor het paard lijdt nooit schade. Nooi! Of het nou een gipsverband om een van hun ledematen is of een adembenemende rekening van de dierenarts, de liefde vertoont geen enkel scheurtje. Het blijft mij verbazen hoe diep de rechtspositie van het paard in mijn gezin verankerd zit.

Dat ze zich nou uitgerekend aan de paardensport moesten verslingeren! Er zijn toch nog zoveel andere sporten waarmee een mens zich prettig kan verpozen. En, ook niet onbelangrijk, waarvan je aanmerkelijk lekkerder blijft ruiken. Maar nee hoor de paarden zitten van vaderskant op hun genen en daar helpt geen moedertjelief aan. En mijn schoonzoon is met hetzelfde sop overgoten. Ik herinner me dat ik mijn kinderen ooit, toen ze nog klein waren, na het uitmesten begroette met ‘jak, jullie stinken’ en zei mij opgetogen antwoordden ‘nee hoor mam, ik stink niet, ik ruik lekker’.

Maar, ‘ieder nadeel heb ze eigen voordeel’ dus de paardensport kent ook voor mij leuke kanten. Dankzij het paard heb ik heb ik een bonte stoet aan mensen leren kennen die mijn dagen soms aanmerkelijk verrijken.

Een uitstapje met één van mijn dochters bracht mij deze week een ontmoeting met een paardenliefhebber met kristalheldere opvattingen en een grote overtuigingskracht. Een man die er strikte filosofieën op na houdt waar het de africhting van paarden aangaat en die en passent in een gloedvol betoog kinderen in hetzelfde programma opneemt. Met succes als ik zie hoe hij op ruggen en handen wordt gedragen. Ik vroeg hem in alle onschuld hoe hij bij het africhten van paarden te werk gaat niet wetende wat ik losmaakte. Laat ik u een korte impressie geven.

In het geval van een groen paard ‘…begin je met hem aan je te laten wennen. Je geeft ‘m eens een klopje een je aait ‘m een beetje. Dan ga je voorzichtig een singeltje om doen en daarmee zet je hem een nachtje of twee op stal. Je moet niet vergeten voorlangs een touwtje te doen anders schiet het singeltje ’s nachts naar zijn lendenen en dat moet je niet hebben. Dan hang je er eens een beugeltje aan en daar longeer je hem dan paar keer mee en zo bouw je het op.’. Tot zover kon ik het goed volgen; vooral dat aaien want dat doe ik zelf ook.

Ik vroeg hem hoe je te werk moet gaan als je een paard voor het eerst een bit in wil doen. Hij vatte een hele reeks van handelingen samen in het woord ‘voorzichtig’. Maar ik wou niet helemaal als een amateur overkomen dus ik gooide er een schepje boven op: ‘En wat dan als hij zijn hoofd omhoog houdt; hoe voorkom je dat hij dat grapje leert?’ Opnieuw was het antwoord kort: ‘Dat moet je gewoon niet goed vinden’. Verbazingwekkend hoe je je soms door eenvoudige redenaties uit het veld geslagen kunt voelen. Maar er kwam nog meer. ‘Kijk’ zei hij zich naar mij over buigend ‘ik heb wel geduld, maar wéinig. Een paard is een kuddedier en er kan er maar één de baas zijn, en dat ben ik’. Het deed mij abrupt inzien dat overtuigingskracht onmisbaar is. Ik weet uit eigen waarneming dat het onder sommige broeders en zusters gangbaar is je paard als een gelijke te beschouwen. ‘Dat is niet bevorderlijk voor de opvoeding’ werd mij onder heftig wenkbrauwfronsen voorgehouden.

‘Weet je wat het is’ vervolgde hij met een verrassende vergelijking ‘het is net als met kinderen. Als je ze niet goed aanpakt, kom je op een dag tot de ontdekking dat jíj ónder de tafel zit en zíj er bovenop en dan heb je geen fl… meer te vertellen. Zover moet je het dus niet laten komen. Simpel!’ En hij voegde er recht van de lever aan toe ‘Ik word er niet goed van als mensen menen te weten wat een paard denkt. Dan zeggen ze “Ja maar dat vindt hij niet leuk of daar durft hij niet langs.”. Gá tóch wég, mens, zeg ik dan. Een paard heeft wel een groot hoofd maar d’r zit maar weinig in. Jíj bent degene met hersens, jíj bent dus de baas en jíj bepaalt wat hij leuk vindt of waar hij langs gaat. Maar nooit slaan hè! Pas op als je slaat! Ik heb nog nooit een paard geslagen maar ik weet precies wat ik wil!’ En eerlijk, het kwam geen seconde in me op om daaraan te twijfelen.

Wie kan er weerstand bieden aan zo’n man. Ikke niet. Uitzonderlijk: hij gaat niet prat op zijn verrichtingen maar hij is er, met recht, toch trots op. Ik ben dol op dat soort types, mensen met het hart op de goede plaats en tot op het bot verknocht aan het paard. Mijn gezin loopt er vol mee.

Thea Ambagtsheer