KERSTMIS 1948 en 1949 IN PALEMBANG (ZUID SUMATRA)
In de dagen rond kerst en oud en nieuw gaan mijn gedachten vaak terug naar de kerstviering in de tropen, in de tijd dat ik als militair in het “Benteng” hospitaal in Palembang werkte. Het valt niet mee om bij een temperatuur van plus 30 graden Celsius, in de echte kerststemming te komen. Toch hebben wij steeds geprobeerd er het beste van te maken. We hadden in de manschappenkamer, waarin we met twintig man lagen, zelfs een echte kerstboom staan, al moest je dat “echte” wel met een grote schep zout nemen. Ergens in het oerwoud kapten we een klein “Tjemara” boompje. Met veel fantasie kon je zeggen dat die wat op een spar leek. Die werd in de kamer neergezet en opgetuigd. Kerstballen of iets dergelijks hadden we natuurlijk niet. Daarom knipten we van stukjes rood en zilver papier zelf maar figuurtjes. Met stukjes watten uit de ziekenzalen maakten wij sneeuwvlokken en verdraaid, het uiteindelijke resultaat was niet eens zo slecht. Ook ons blad “Hospitaal stemmen”( vergelijk dat maar met de “Dorps ketting”) verscheen met een Kerstnummer, waarin kerstartikelen stonden en kerstwensen van o.a onze commandant, van het “Hoofd Hos pitaal” en van vele anderen. Op Kerstavond had den we in de kantine een “Kerstdiner”. Ik heb het menu, (gestencild op een A4 velletje), al die jaren zuinig bewaard en ik heb het nu voor mij liggen. We moesten eerst luisteren naar een toespraak van het “Hoofd Hospitaal”, majoor Gezelschap. Daarna werd het diner opgediend, bestaande uit vermicellisoep, Hollandse aardappelen,(van niet te beste kwaliteit), groenten, vlees en jus, pudding met vruchtensap en koffie toe. Daarna werd een Kerstverhaal voorgelezen en tot slot werden de Kerstpakketten uitgereikt die ons vanuit Holland waren toegestuurd. Die kerstpakketten is een verhaal apart. In Nederland was in die jaren, net na de oorlog, nog niet alles te koop, maar in Indië, zoals het toen nog heette, was nog veel minder van alles. En ook wij hadden gebrek aan veel dingen. Zelfs aan de meest eenvoudige dingen, zoals tandenborstels en scheerzeep. Ook aan sigaretten hadden wij een chronisch gebrek. Nu denkt men anders over roken, maar toen uiteraard nog niet. En we wilden ook wel eens een reep chocola, of iets anders op je brood dan de eeuwige “haring in tomatensaus” Zulke dingen zaten in de kerstpakketten. Ze werden ons toegestuurd door de NIWIN, een vereniging in Nederland. Ze kwamen met de boot en waren zes weken onderweg. Het gebeurde dus wel eens dat de etenswaren die er in zaten bedorven waren. Wat de letters NIWIN betekenden weet ik niet meer. Het had iets te maken met welfare en Indië. ‘s Nachts om 12 uur begon in een kantine in de stad de nachtmis, opgedragen door de Hoofdaalmoezenier van de troepen in Palembang. Het was in die tijd nog de gewoonte dat de priester met Kerstmis drie missen achter elkaar opdroeg, maar na één mis was het gewaad van de aalmoezenier al doorweekt van het zweet. Wat wil je ook, met een nachttemperatuur van 28 graden en met 1000 man in het gebouw. Het bleef dus, heel begrijpelijk, maar bij één mis.‘s Avonds was er een kerstspel in die zelfde kantine. Met Kerstmis 1949 was dat het kerstspel “Waar de ster bleef stille staan” van de Vlaamse schrijver Felix Timmermans. De mannelijke rollen in het stuk werden gespeeld door militairen van alle onderdelen die in Palembang gelegerd waren en de vrouwelijke rollen werden vervuld door verpleegsters uit het hospitaal. De zaal was stampvol. In de pauze werd er gepraat over de kerstvieringen thuis in Holland en hoe het daar nu zou zijn, want natuurlijk was er, vooral in die dagen, een groot verlangen naar thuis. Nu zou je met je mobieltje proberen naar huis te bellen, maar toen was geen enkel contact met thuis moge lijk. Het enige contact wat je met je meisje of met je ouders had, was een brief en die deed er +10 dagen over. Daarbij kwam ook nog de onzekerheid over wat je nog te wachten stond. In ons hospitaal lagen over de honderd zieke en gewonde soldaten, en sommigen waren er heel slecht aan toe. Dat kon ons ook elke dag overkomen. Je had al die tijd, maar zeker in de tijd rond kerst en oud en nieuw, de steun en de vriendschap van je makkers heel hard nodig. Er zijn in die tijd dan ook vriendschappen ontstaan die nu nog steeds voortduren. Kerstmis ‘48 en ‘49. Bijna 55 jaar is dat gele den. Ieder jaar komen wij, net zoals zoveel Indienveteranen, voor een reünie bij elkaar. Daar worden veel herinneringen opgehaald. Minder prettige, maar ook heel fijne. En bijzonder fijne herinneringen bewaren wij aan dié Kerstvieringen. Ze zijn, ondanks alles, onvergetelijk voor ons.
Jan van Rijn