Ode aan mijn vader

Kees van Dijk

Kees van Dijk

12-03-1934 – 11-05-1996

Mijn vader, helaas veel te jong overleden. Een lieve, rustige man, op zijn best bij zijn beestjes en in de natuur, daar was hij het liefst. Hij kwam zelden in huis, ja om te eten, koffie te drinken en te slapen, maar verder was hij altijd buiten en genoot van alles wat er op de boerderij gebeurde.

Hij zei nooit zo veel, maar hij was er als je hem nodig had. Hij bemoeide zich ook nooit zoveel met onze opvoeding, de weinige keren dat hij dat wel deed wist je dat je het echt te bont had gemaakt haha.

Zijn beestjes, okay de koeien waren voor het brood op de plank maar van het jongvee genoot hij pas echt. De kalfjes, heel vroeger nog de biggetjes maar vooral de lammetjes zaten in zijn hart. Dan zag je hem smelten en kwam er een uitdrukking op zijn gezicht die ik nu na al die jaren nog zo voor mij kan halen.

Ik weet nog dat we een keer een koe naar huis moesten halen die op het land bij van Santen stond. Dus mijn vader en ik lopend daar naar toe en lopend weer terug. We waren bijna thuis toen de koe ineens op hol sloeg en zo mijn vader de Stompwijksevaart in duwde. Mijn vader kon niet zwemmen, gelukkig is de vaart niet diep, maar het was echt een komisch gezicht.

Het voorjaar en zomer waren drukke tijden, het land moest bewerkt worden zodat het gras weer ging groeien, er werden veel beestjes geboren, er moest gekuild en gehooid worden en we moesten allemaal helpen. Als we dan boven op de hooiwagen mochten zitten terwijl we naar huis reden dan waren we de koning te rijk. Dat we daarna moesten helpen de balen in de barg te krijgen was weer wat minder, maar dat hoorde er ook bij.

Toen er kleinkinderen geboren werden veranderde hij heel langzaam. Hij was gek op die kleintjes, oh wat was hij trots als de oudste van 2 in haar kleine blauwe overalletje, rode laarsjes en rode zakdoek om haar nek mee naar de kalfjes ging. Daar kon hij zo van genieten. Hij wist ineens van het bestaan van lange vingers en roosvice en haalde zelf de peertjes uit de kelder.

Het was vertederend te zien hoe hij de kleine, jongste baby vasthield. Niet gewend, onhandig zo’n klein kindje in zijn grote handen. Maar de liefde straalde van zijn gezicht. Helaas heeft hij veel te kort van hen mogen genieten. Het is een troost dat hij gestorven is midden in de natuur, waar hij het liefste was, in het land waar hij net een koe van haar kalfje had verlost.

Alleen veel te vroeg.

Pa, ik ben er trots op uw dochter te mogen zijn, want ook al bent u er niet meer, dat gaat gewoon door. Ze zeggen dat het verdriet slijt, maar dat voel ik niet. Bedankt dat u mijn vader bent geweest en ooit zien we elkaar weer, als mijn tijd er hier op aarde ook opzit.

Liefs, Agnes