portret van Rinus van Haaster

De naam Van Haaster gaat ver terug en stamt, net als verschillende andere varianten, af van Van Haastrecht. Dat is het eerste wat ik opsteek van mijn bezoek aan Rinus van Haaster. Hij is een goed verteller. 85 Jaar is Rinus en zijn verhalen gaan over vervlogen tijden net zo goed als over recente gebeurtenissen.

Rinus was 10 jaar en wees toen hij met een broer en zus bij zijn oom Jas van Bohemen in Stompwijk kwam wonen. Allebei zijn ouders waren overleden aan tuberculose; die had zijn vader in de Eerste Wereldoorlog opgelopen in de loopgraven. Zij ouders lieten negen kinderen achter.
Jas van Bohemen was boer en voor Rinus was het al snel heel gewoon dat hij voordat hij naar school ging eerst moest helpen de koeien te melken. Rinus: ‘We gingen lopend naar school. Nu heeft ieder kind een fiets of wordt gebracht met de auto. Die had je toen nog niet. Ik heb het allemaal zien komen, de fiets, de auto, vliegtuigen en raketten. Waar nu de auto’s over het Oosteinde rijden, was vroeger helemaal geen weg. Je had toen waar nu het fietspad loopt een karrenspoor en het verkeer bestond uit boeren met karren en voetgangers. Meer niet.’

In 1945, na het overlijden van zijn oom, werd Rinus zelfstandig boer. Hij was toen 25 jaar. ‘Tussen boer zijn toen en boer zijn nu is een groot verschil. Met zo’n 20 koeien was je toentertijd een flinke boer. Die koeien moesten allemaal twee keer per dag met de hand gemolken worden. Dat kon een boer niet in zijn eentje af want reken maar uit, één koe melken kost ongeveer een kwartier. Daar had ik wel een knecht bij nodig.
‘Het werk was in die tijd veel intensiever dan nu. Je was altijd bezig, ook op het land. Alles ging nog met de hand: bemesten, maaien, keren, de hooibouw, alles was menskracht. Nu zie je eigenlijk nooit meer een boer over zijn land lopen. Dat komt door al die machines die ze nu hebben. Als een boer nu op zijn land bezig is, zit’ie op een trekker.’
Rinus en zijn vrouw zijn in 1946 getrouwd en kregen 10 kinderen, 7 dochters en 3 zonen. Dat is een flink huishouden. ‘Mijn vrouw had het druk. Zij hielp ook bij het kaasmaken, dat deden we in die jaren ook nog zelf, op de boerderij. Voor het extra inkomen, begrijp je wel?’

Tot 1975 is Rinus boer gebleven, toen nam een van zijn zonen het bedrijf over. ‘Dat was in de tijd dat de overheidsregels begonnen toe te nemen. Ikzelf heb daar gelukkig niet zoveel mee te maken gehad. Ik weet nog dat de verplichte melkopslag er kwam. Op een gegeven moment moest iedere boer een koeltank hebben, maar dat kostte nogal wat. Wij konden dat nog wel betalen maar het was een flinke investering die voor kleinere boeren niet op te brengen was.
‘Ik weet nog dat Arie Spruijt, de vader van je schoonzoon, twee maal per dag zijn melk hier kwam brengen. Hij had gezien zijn leeftijd geen zin om nog zo’n grote investering op zijn nek te nemen. Wij maakten kaas van zijn melk. Achteraf gezien, hebben we daar geluk bij gehad, toen je die quota kreeg. De overheid berekende je quotum op je omzet van de laatste jaren. Door de melk van Arie hadden wij hoge melkcijfers. Dat scheelde in het quotum dat we kregen toegewezen. Nou ja, mijn zoon dan.’

Klassenindeling
‘Het leven van nu is in veel opzichten niet te vergelijk met vroeger’ vindt Rinus. ‘Neem de gemeentelijke klassenindeling. Stompwijk was vroeger een derde klas gemeente. Die indeling werd van overheidswege voor allerlei voorzieningen gebruikt. Voor de school bijvoorbeeld; de leerkrachten hier in Stompwijk kregen minder betaald dan in Leidschendam. Met als gevolg dat we goede leraren maar moeilijk konden behouden. Ik zat in die jaren in het oudercomité en om ervoor te zorgen dat de kinderen in Stompwijk ook goed onderwijs kregen zijn we clandestien gaan collecteren. Met de opbrengst konden we de lerarensalarissen aanvullen!’
Rinus was en is een sociaal en actief mens. Hij is voorzitter geweest van de Blesruiters, zat in het bestuur van de Jeugdraad, de gidsen en kabouters én Rinus speelde toneel. Met volle overgave. Rinus: ‘Vroeger huurden mensen voor hun bruiloft vaak een voordrager in. Zo iemand schreef de liedjes voor het bruidspaar en maakte een levensloop. Die droeg ik dan voor. Ik had een drumstel en af en toe huurde ik een accordeonist in. Dat waren altijd leuke feesten. Ik heb ook veel aan cabaret gedaan. Er werd wel eens met een scheef oog naar gekeken hoor. Als boer was ik voor sommigen toch een tikje te frivool. Later ging mijn oudste dochter vaak mee voor de muziek. Al onze kinderen zijn trouwens erg muzikaal.
‘Mijn vrouw had ook een mooie stem; een mooie ver dragende stem. In de oorlog speelde ze mee in de openluchtspelen. Dat was achter de kerk; De geheimen van de Heilige Mis. Tja, zo’n titel, dat zou nu niet meer kunnen.’

Emmaus
Rinus beschikt over een breed scala aan talenten. Dat mag blijken uit het feit dat hij ook nog eens tien jaar directeur is geweest van Emmaus. Rinus: In 1964 ontstonden er plannen voor een bejaardenhuis in Zoeterwoude. De organisatie kreeg aanvankelijk geen toestemming voor de bouw omdat het te ambitieus zou zijn. De overheid vond dat het een streekvoorziening moest worden. Dus werd Stompwijk bij de plannen betrokken en ik kwam in het bestuur terecht. Dokter Kortmann was voorzitter en ik ben vijf jaar secretaris geweest. Mevrouw Luiten zat ook in het bestuur. In 1968, na de opening werd ik voorzitter van het bestuur. In die jaren werd Emmaus bestierd door religieuzen. Directeur en onderdirecteur waren zusters Franciscanessen. Op een zeker moment werden beiden langdurig ziek. Er moest tijdelijke vervanging komen; een onmogelijke opgave. Geen enkel geschikt persoon wilde een aanstelling voor drie maanden. Logisch. Uiteindelijk heb ik die tijdelijke aanstelling gekregen. Toen bleek dat de eigenlijke directeur niet meer terug zou komen, ben ik op voordracht van het personeel directeur gebleven, uiteindelijk 10 jaar! Toen moest ik met pensioen. Ik heb het ontzettend naar min zin gehad!’
De liefde was wederzijds, concludeer ik uit het jubileumboekje bij het vijftigjarig bestaan van Emmaus. Daarin is aan Rinus een apart hoofdstuk gewijd onder de titel ‘Tijdperk van Haaster afgesloten’. Een paar citaten: ‘Dhr. Van Haaster heeft de gehele ontwikkeling van “Huize Emmaus”van 1964 tot 1985 meegemaakt. (…) Deze fotoalbums zijn de stille getuigen van de gezellige sfeer en de vele creatieve avonden met zang, voordracht en muziek, kaartavonden, bejaardenreizen en Sint Nikolaasfeesten die toen plaatsvonden. (…) Dat dit soort activiteiten positief werkte op de sfeer in het huis, bleek wel uit het feit dat hij altijd goed kon opschieten met iedereen waar hij in het verzorgingshuis mee te maken had.’

Mevrouw Van Haaster
‘En nu’ zegt Rinus beslist ‘wil ik het over mijn vrouw hebben. Zij heeft MS. Dat is een aandoening die de zenuwuiteinden aantast. Achteraf gezien begon de ziekte al op te spelen toen ze achttien jaar was en ze gezichtsverlies kreeg. Ze zit al 40 jaar in een rolstoel. De meeste MS patiënten worden niet oud. We zijn lid van de patiëntenvereniging en daar zien we de één na de ander wegvallen. Mijn vrouw is dus heel bijzonder. We hebben ondanks de rolstoel de hele wereld overgevlogen. We gaan samen nog regelmatig weg. Ik verzorg haar in mijn eentje en we hebben het goed zo.’ Til, hun jongste dochter vertelt: ‘Ik heb mijn moeder nooit zien lopen. Ik was vier toen ze in een rolstoel kwam. Dat mijn vader helemaal in zijn eentje voor mijn moeder zorgt is echt heel bijzonder. Laatst was er hier iemand van het indicatieorgaan en die heeft uitgerekend dat mijn moeder 40 uur per week professionele zorg nodig heeft. Kan je nagaan wat mijn vader allemaal doet. Mijn moeder klaagt nooit, huilt nooit. Ze heeft haar ziekte geaccepteerd. Dat is misschien wel de reden dat ze er nog altijd is.’ ‘Van ’t voorjaar is mijn vrouw erg ziek geweest’ vult Rinus aan. ‘Al mijn dochters kwamen om te helpen haar te verzorgen. Gelukkig is ze er goed doorheen gekomen.’

Saamhorigheid
Rinus heeft het dus altijd druk. Ter ontspanning mag hij graag zijn twee pony’s inspannen. Dan zien we hem draven door het dorp. Het menweekend van de Blesruiters slaat hij als het even kan niet over. En straks in december vliegt hij naar het huwelijk van zijn kleinzoon in Sri Lanka. Dan nemen de dochters de verzorging van hun moeder over.
Op de valreep komen we nog over saamhorigheid te spreken. Volgens Rinus is die in Stompwijk altijd groot geweest. ‘Hoewel er vroeger natuurlijk wel veel standsverschil was. Zo hadden de grote boeren een vaste plaats vooraan in de kerk. Kochten ze gewoon. Hoe minder geld je had, hoe verder achterin je zat. Je had in die tijd nog armenbankjes. ’t Is maar goed dat dat niet meer bestaat. Met die saamhorigheid zit het wel goed in Stompwijk. ‘Ik denk dat de Dorpsketting daar zeker toe bijdraagt’ zegt Rinus.
Dat horen we graag!
Thea Ambagtsheer