Zestien miljoen vlammetjes

 

’t Is vier dagen voor Kerstmis, dit is de kortste dag.
Als het straks buiten donker wordt, begint de langste nacht.
En als we nu niet gauw iets doen, dan houdt die nacht nooit op.
Dan blijft het donker buiten. En ook in onze kop.

                      Dit is het oude Joelfeest. Jaag nu het duister weg!
                      Ik heb gelezen hoe dat moet, dus doe wat ik je zeg:
                      Steek allemaal een kaarsje aan, dat is vandaag verplicht.
                      Zo vragen wij tezamen om de terugkeer van het licht.

Dat deed de oermens vroeger al, met vuurtjes groot en klein.
Dat deden ook d’Egyptenaar, de Griek en de Romein.
Dat deden de fossielen, dat deden de Germanen,
dat deden alle cowboys en ook de Indianen.
Dat deden de Batavieren en de Kaninefaten,
en ook de dinosaurussen, toen die nog konden praten.

                    Ook zij staken een kaarsje aan en zongen dan een lied.
                    Het ging niet over Jezus, die had je toen nog niet.
                    Ook zij staken een kaarsje aan en gingen zitten dromen
                    over de terugkeer van het licht, over een nieuwe zomer.

Zo vierden zij het feest van Joel en joegen het duister weg.
’t Is al die eeuwen goed gegaan, dus doe wat ik je zeg.
Zo moeten wij het ook doen, met z’n allen deze nacht.
Het moet vooral tezamen, – daarin ligt onze kracht.

                   We steken nu de kaarsjes aan. Het is een pracht gezicht,
                   Die zestien miljoen vlammetjes. Dat heet midwinterlicht.
                   Die zestien miljoen vlammetjes – daarin schuilt onze kracht.
                   Het moet vooral tezamen. Want anders blijft het nacht.

Ingezonden door Agnes van Boheemen en geschreven door Sjoerd Kuyper