De bevrijding was een opluchting

De heer en mevrouw Suyten

De heer Wim Suyten is de oudste uit een gezin van 13 kinderen. Dit jaar wordt hij 75. Geboren in 1929 was hij 11 jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Hij herhaalt wat de geïnterviewden van de vorige twee weken ook zeiden dat het in het begin niet tot je doordrong hoe gevaarlijk de situatie was. Hij vindt het nog steeds mooi dat de Hollandse soldaten de slag om Ypenburg wonnen. Ze slaagden erin het vliegveld uit Duitse handen te houden. Meneer Suyten: ‘Die Duitsers vlogen soms zo laag over dat je de piloot kon zien zitten. De Nederlandse soldaten op Ypenburg hielden het hele Pinksterweekend stand. Hier in Stompwijk stond datzelfde weekend de kerk open voor het 40 uren gebed. Er waren veel kerkgangers, maar als ik me goed herinner heeft de pastoor het gebed ingekort vanwege het gevaar van de oorlogshandelingen.’

Tanks en sigaretten
Meneer Suyten ‘zeg maar Wim’ geeft een impressie van hoe de situatie hier in Stompwijk aan het begin van de oorlog was. ‘Op de 6de of 7de dag van de bezetting reden er tanks door het dorp. Ze kwamen vanuit Leidschendam, maar waar ze naar toegingen dat wisten we niet. Ze bleven in ieder geval niet hier. De soldaten kwamen op hun doortocht bij ons in de winkel om sigaretten te kopen. Mijn ouders hadden een levensmiddelenhandel. En mijn vader was één van de medeoprichters van de Spar’ voegt Wim er met trots aan toe. ‘Op den duur verbleven er relatief gezien veel Duitse soldaten hier in Stompwijk.’ Wim toont mij door het keukenraam hoe de situatie destijds was. Hij wijst: ‘Naast ons was het postkantoor en hier schuin achter – hij wijst de tuin in had je toen de jongensschool. Daar zaten ze later. Daarachter hadden ze een bunker gebouwd en hier boven op het platte dak maakten ze een uitkijkpost waarvandaan ze de polder in de gaten zaten te houden.’

Prikkeldraad
‘Aan de andere kant van ons huis, daar waar nu de snackbar van Ruud en José is, was de smidse. Als de boeren ‘s zondags naar de kerk kwamen dan werden daar hun paarden uitgespannen. Later zijn die paarden gevorderd. Maar goed, in die smidse kwamen de Duitsers hun paarden laten beslaan.’ ‘En daar verderop in het weiland had je een bosje en daar speelden we altijd. Ja, ik kon me tot het einde toe betrekkelijk vrij bewegen. Dat was nou eens een voordeel van klein van stuk te zijn want ik hoefde niet echt bang te zijn om opgepakt te worden bij de razia’s. En hier bij ons vóór was over de lengte van de weg prikkeldraad gespannen. Dat was omdat ze hierachter in de jongensschool bivakkeerden. De afrit naar de ingang van de jongensschool werd ’s avonds afgesloten door een Spaanse ruiter. Dat is een kruislingse constructie met prikkeldraad er omheen die verplaatst kon worden. Wij zaten hier dus al die tijd eingespert.’ ‘Nee, honger hebben wij nooit gehad.’vervolgt Wim. ‘Mijn vader zat in de levensmiddelenhandel dus daar viel altijd wel wat te regelen. Maar je had in Stompwijk ook een gaarkeuken, die was vlak bij de Meerlaan. In de laatste oorlogswinter hadden wij twee nichtjes uit Den Haag in huis want daar leden de mensen wel honger.’

Een Aartsbisschoppelijk schrijven
Tijdens zijn betoog is Wim in de weer met een aanzienlijke stapel fotoalbums en plakboeken. Hij ondersteund alles wat hij vertelt met krantenartikelen en foto’s. Zo beschikt hij over een verslag dat vertelt over een aanslag op de kerk. ‘In den nacht van 25 op 26 oktober 1940 werd door enkele Duitsche soldaten in dronkenheid een aanslag gepleegd op de kerk.’ Het stuk beschrijft dat er met mitrailleurkogels werd geschoten op het grote raam boven de hoofdingang. Vijf kogels bleven vastzitten in de achterwand van de orgelkast. De ‘Deutsche Polizei’ zorgde er voor dat de daders de pastoor hun verontschuldiging kwamen aanbieden.
Ook lezenswaardig is een kopie van een brief van ‘den 12den Mei van het jaar O.H. 1943’ van de Aartsbisschop van Utrecht en de Bisschoppen van Nederland aan de ‘Beminde Geloovigen’ die begint met de zin: ‘Steeds zwaarder worden de beproevingen die ons vaderland treffen. Een wereldbeschouwing die lijnrecht met het Christendom in strijd is, wordt reeds drie jaar lang met alle middelen aan ons volk opgedrongen.’ De brief spreekt van de ontberingen die ‘velen van U moeten doorstaan’ maar ‘Grooter nog is het leed, dat door de wegvoering en de gedwongen tewerkstelling in het buitenland wordt veroorzaakt. Hoeveel gezinnen zijn uit elkaar gerukt! Hoeveel geestelijke ellende wordt daardoor geleden! (…) Nu moeten wij werken voor Duitschland, zooals uitdrukkelijk gezegd wordt, om Duitschland de overwinning te verzekeren. (…) Wij worden zelfs gedwongen onder zware straffen onzen vijand te helpen. Doch thans is een hoogtepunt bereikt: alle bruikbare mannen zullen worden weggehaald, die slechts eeniger mate kunnen worden gemist. (…) Hierin ligt vooral het onrecht waartegen Wij Onze stem verheffen. (…) De bisschoppen hebben tot taak op te komen voor het recht en wat onrecht is als onrecht te wraken; anders zouden zij in hun plicht te kort schieten.’ Einde citaat. Er wordt trouwens met geen woord gerept over de deportaties van de joden.

Geamputeerde glaasjes
Het verongelukte vliegtuig, de Liberator, kwam opnieuw ter sprake. Die is volgens Wim niet in ’45 neergestort, maar op 22 februari ’44. Daar zit nog een mooi verhaal aan vast. Hij toont een foto van een bruid die na de oorlog in Amerika trouwde in een japon die gemaakt werd uit parachutestof. Parachutestof afkomstig uit het vliegtuig dat in de Geerpolder verongelukte. Wim kent goed de weg in zijn plakboeken. Hij flitst er van links naar rechts doorheen en tovert op een zeker moment foto’s voor van de acteurs van De Geheimen van de Heilige Mis, het openluchtspel waar meneer Van Rijn eervorige week over sprak. Wim weet zijn verhaal aan te vullen met de informatie dat er in drie achtereenvolgende jaren openluchtspelen werden opgevoerd, te weten in ’44, ’45 en ’46.
Wim zou archivaris moeten zijn, zoveel materiaal heeft hij. Toen de 50ste verjaardag van de bevrijding werd gevierd, heeft hij er samen met een groepje Stompwijkers een tentoonstelling mee ingericht in de Sporthal. Daar was onder meer te zien het stukje kabel dat iemand uit een verbindingslijn van de Duitsers had gesneden om de boel te saboteren. Maar ook twee glaasjes die beschadigd werden toen de auto werd beschoten waarbij Sjaantje Boer om het leven kwam. Het was door diezelfde beschieting dat er een verdwaalde kogel binnendrong in een huis aan de overkant van de Dr van Noortstraat en daarbij de vitrinekast doorboorde. Er werden twee glaasjes van hun voetjes geschoten. De toenmalige eigenaren van de vitrinekast, de familie Van Veen, hebben de getroffen glaasjes nooit weggedaan. Sterker nog, ze hebben metalen voetjes laten maken en daar de glazen in laten steken. Tegen het eind van zijn leven schonk meneer Van Veen ze aan zijn neef die ze vervolgens aan Wim overdroeg. Een verstandige keus: Wim heeft ze altijd bewaard want de geschiedenis van Stompwijk gaat hem aan het hart. Hij is zuinig op het verleden.

Oorlogstuig en recreanten
Ondertussen is mevrouw Suyten thuisgekomen. Zij woonde in Voorschoten toen de Duitsers binnenvielen en was toen zeven jaar. Haar ouders hadden een uitspanning aan de Vliet, op de plek waar nu restaurant De Knip is. Mevrouw Suyten herinnert zich de enorme klappen van de V1 raketten die vanuit het bos van Duivenvoorde werden gelanceerd. Dat lag op slechts enkele kilometers achter haar huis: ‘Je hield je adem in en probeerde aan het geluid te horen of het ding wel de goede kant op schoot. Ze wilden nogal eens afdwalen, begrijp je. Mijn vader had alle ramen van het huis verstevigd, iets over het glas geplakt. Nee, niet voor de verduistering maar om het glas te verstevigen want dat sprong nogal eens uit zijn sponningen als er zo’n V1 werd gelanceerd.’
Al op jonge leeftijd hielp mevrouw Suyten mee in het bedrijf van haar ouders. Ook tijdens de oorlog kwamen de dagjesmensen er graag. Vanuit Voorschoten met de Blauwe Tram, en voor de rustzoekers die uit de richting van Stompwijk kwamen, lag er een pond klaar om de Vliet mee over te steken. Diezelfde pond werd toentertijd vooral door boeren uit de omgeving gebruikt. Later, na de oorlog kwamen de recreanten ook uit Scheveningen; in die eerste naoorlogse jaren lag het strand nog vol met oorlogstuig en dat maakte recreëren langs de kust tot een levensgevaarlijke bezigheid.

De heer en mevrouw Suyten vinden het recht dat je vrijuit kunt spreken het grootste goed van een democratische rechtsstaat. ‘De bevrijding was een opluchting, toen kon je weer gewoon zeggen wat je wilde.’

Thea Ambagtsheer