Tussen Keulen en Parijs ligt de weg naar Stompwijk

(Verslag van een voetreis naar Rome)

Dat er iets in mijn leven moest veranderen wist ik wel. Ik had meer vragen dan antwoorden. Ik zocht hulp bij goede en bekwame mensen. En ik besloot een tijdje te gaan leven met mijn vragen. Het  werd een voettocht naar Rome.
Na maanden van voorbereiding en training was het zover. Ik vertrok vanuit de abdij van Egmond, waar ik al zoveel jaren leefde. Alleen met mezelf, met als enige zorg: waar slaap ik, waar ga ik eten, en welke richting ga ik vandaag uit? Dat er ook nog een Ander was die met me optrok, kon ik toen nauwelijks vermoeden. Ik liep door de duinen naar Haarlem, en verder. Van Maastricht reisde ik door België naar Frankrijk, om in Reims de tweede grote route te volgen: de Via Francigena, de Weg van de Franken, die loopt vanuit Canterbury naar Rome, maar die ik dus in Reims oppakte. Het weer werkte lange tijd mee. Maar vanaf Reims kreeg ik met andere weersomstandigheden te maken. De regen. Niet zomaar af en toe een buitje. Er waren dagen bij dat het water uit mijn mouwen kwam lopen, en mijn voeten in mijn schoenen sopten. En dat de volgende dag mijn kleren nog steeds niet droog waren.

Onderweg heb ik het weer zien veranderen. De hitte van de zomer, het vallen van een blaadje van een boom, het langzaam kleuren naar de herfst, de regen en de mist, en zelfs – in de bergen – de sneeuw. Maar ook hagel en onweer en harde wind. Ik heb geloof ik alle weersomstandigheden wel een keer gehad.  Het vlakke Hollandse polderlandschap maakte plaats voor de Limburgse heuvels, en na de Ardennen werd het opnieuw vlak in het uitgestrekte noorden van Frankrijk. Daarna de Jura en Alpen, letterlijk het hoogste punt van de reis. De uitgestrekte Povlakte en daarna de Apennijnen. In Toscane raakte ik al helemaal niet uitgekeken; het was net of ik in een groot schilderij rondwaarde. Uiteindelijk mondde alles uit in de Eeuwige Stad, in Rome.

Ik heb op de meest uiteenlopende plaatsen onderdak gevonden. De eerste dagen had ik alles keurig geregeld. Maar gaandeweg leerde ik dat leven loslaten is. En omgekeerd: dat loslaten leven is! Ik sliep in pensions, soms in een goedkoop hotel, soms bij particulieren, of in kloosters. Een keertje in een kasteel, en een andere keer in een koetshuis. Er waren parochies die speciale onderkomens voor pelgrims hadden. En tweemaal heb ik buiten geslapen, waarvan een keer in de stromende regen onder een piepklein afdakje. Ik heb ontdekt hoe gastvrij mensen kunnen zijn. Soms liepen pelgrims een paar dagen met me op, met enkelen heb ik nog steeds contact. Bijzondere ervaringen waren er ook. 

Een keer was ik erg moe en kon ik niet verder. Ik vond een klein hotel, maar wat ik niet wist was dat het chiquer dan chique was.  Nog groter was mijn verbazing, toen ik ‘s avonds het restaurant binnenging om iets te eten. Wist ik veel! De onberispelijk geklede dames en heren keken wel een beetje vreemd op, toen ze een jongeman in grote modderschoenen en met een afritsbroek zagen binnenkomen. De rekening was ook wel een beetje schrikken… Onderweg kreeg ik soms spontaan hulp van mensen.  Een andere keer kwam een wandelaar me achterop. Hij liep met me mee, vele kilometers, en we deelden samen wat er in ons leven allemaal aan de hand was. Al pratende kwamen we bij een herberg, en hij zei: ‘Ga hier maar naar binnen. Hier is voor deze nacht je onderdak’. Hijzelf ging niet mee; hij moest verder gaan. Was het een engel, of een Emmaüsganger?

Op een keer ging ik ergens een kerk binnen. Het was die dag droog en de zon speelde door de gekleurde ramen. Ik bad om licht in mijn leven. Maar er kwam geen antwoord, hoezeer ik er ook naar verlangde. Ik nam afscheid van de kerk door een buiging te maken voor het altaar. En zie eens: Op de vloer zag ik mijn eigen donkere en gebogen schaduw, maar omstraald door de kleuren van de ramen, die door de zon op de vloer werden geprojecteerd. Ik zag mijn eigen gestalte in een onmogelijk mooi licht….

Ook in sommige kloosters werd ik met argwaan bekeken. Ben je wel echt priester? Ik kon het gelukkig bewijzen door de vereiste papieren te laten zien. Maar door dit alles kwam ik wel dichter bij de vraag: wie ben ik? Wat is mijn taak in dit leven? Er waren heel wat kilometers voor nodig om te leven in de vragen, voordat zich het begin van een antwoord aftekende. Vlak voor Rome kwam ik op de Monte Mario, waar je een prachtig uitzicht hebt over de stad. Ik zag in de verte de koepel van de Sint-Pieter. Heel die lange reis heb ik aan me voorbij laten trekken. Er vloeiden tranen. Van geluk en van verdriet, van vreugde en verlangen.

Toen ik thuis kwam wist ik: ik wil priester blijven. Ik wil me inzetten voor mensen. Maar misschien moet ik dat op een andere manier gaan doen dan tot nu toe. Met de bisschop sprak ik over wat er in deze omgeving voor mij mogelijk was. Enige tijd later benoemde de bisschop me in Zoetermeer, waar veel werk moest worden verzet. Onlangs ben ik ook naar die stad verhuisd. Maar ook in Leiden mag ik met enige regelmaat voorgaan in één van de kerken van de Petrus en Paulusparochie. Zo blijf ik onderweg in het leven. In geloof en vertrouwen. En nooit zonder zegen!

Adri Kortekaas, pastor

Werkzaam in de Nicolaasparochie in Zoetermeer en sinds enige tijd ook in de Petrus en Paulusparochie te Leiden. En zodoende ook in onze Laurentiuskerk.
N.b. In de voorbereiding op zijn benoeming is pastor Kortekaas ook verschillende keren in Stompwijk voorgegaan in de viering. Hij is hier dus al een bekend gezicht