‘Vroeger waren de mensen echt niet braver’

Ruud en José, meneer Scholtes
De kermis is weer voorbij. Geen files meer op de Dr. van Noortstraat en geen lawaaiige lichten meer op het weiland. Nog een enkel reclamebord staat op zijn eigenaar te wachten en tegen een hek leunt een vergeten roze fiets. We zijn weer voor een poosje afgekickt. Toch ijlt voor de één het effect van de kermis wat langer na dan voor de ander.
Zie José van Ruud. Voor haar zijn de Stompwijkse paardendagen na het vuurwerk op maandagavond nog niet afgelopen. Op de dinsdag daarna namelijk maakt zij ontbijt voor een ieder, die na de voorbije feestvreugde met een ontheemd gevoel achterblijft. Tussen 11.00 en 12.00 uur staat haar deur open voor iedereen die een bakkie troost kan gebruiken en José, in haar hoedanigheid van Moeder van Stompwijk, bakt eieren dat het een lust is. Pas woensdags wordt de kermis in huize Scholtes definitief afgesloten met een ‘wijnparty zonder wijn’, zoals José dat noemt. Wat ooit als een wijnparty begon, is van lieverlee getransformeerd naar een feestje met bier dat de diverse keelgaten passeert onder begeleiding van de vrolijke tonen, die Aard Paardekoper weet te onttrekken aan zijn accordeon.
Kermiscontacten
Ruud en José zijn kermisliefhebbers. Dat is in Ruud’s geval min of meer genetisch bepaald dankzij zijn vader die als jongetje uit een groot gezin voor bijverdiensten moest zorgen. Meneer Scholtes’ allereerste kermiscontacten dateren van 1930 toen hij de fietsenstalling beheerde op de kermis in Leidschendam. Van het één kwam het ander en in de loop der jaren schopte hij het tot ploegleider van de cakewalk. Meneer Scholtes: ‘Je weet toch wel wat een cakewalk is? Dat is een attractie met lopende banden en ronddraaiende tonnen en trappen waarvan de treden ongelijke bewegingen maken. De sport is om zolang mogelijk overeind te blijven en zonder te vallen de eindstreep te halen.’ Volgens zowel meneer Scholtes als Ruud was het een razend populaire attractie. Jongens konden er laten zien hoe handig ze waren én ze konden er fijn met hun meisje op verkeren. Voor de meisjes zat de kunst niet alleen in het afleggen van het parcours maar vooral in het in bedwang houden van hun rokken met name aan het einde van het traject waar de cakewalk trakteert op een afdaling via een glijbaan. Meneer Scholtes spreekt over de jaren ‘30 en ‘40 van de vorige eeuw toen het stallen van je fiets nog een dubbeltje kostte en je voor de gemiddelde attractie met een kwartje toekon. Hij herinnert zich dat hij in 1944 hielp de kermis op te bouwen aan de Meerlaan: ‘Daar kreeg ik toen 10 gulden voor en 25 consumptiebonnen.’ Het was hard werken, maar plezier had hij ook, jawel. Kermis gaat over gezelligheid en feestvieren, hoewel hij erkent dat er ook mensen zijn die er niet vrolijk van worden. Ter illustratie vertelt hij met hoorbaar genoegen over de toorn van pastoor Sistermans die over Stompwijkse verliefden neerdaalde toen bij het vroegtijdig ontsteken van het vuurwerk duidelijk zichtbaar werd dat zij op de dijk doende waren alvast de echtelijke genoegens te oefenen. ‘Nou die kregen er van langs hoor, van Sistermans. Dat was een potentaatje. Hij was meer de baas dan de burgemeester.’ Ter completering van het beeld voegt Ruud er grinnikend aan toe dat wat er toen langs de dijk gebeurde, nu plaatsvindt onder de tribune.
Van vader op zoon
Tja, het was wat in die jaren. Meneer Scholtes volgde de kermis door het hele land; je kan geen plaats verzinnen of hij is er geweest. ‘En alles per fiets’ benadrukt hij met klem. ‘Van Stompwijk tot Arnhem met een tussenstop in Haastrecht om naar de kerk te gaan. Negen uur fietsen en dan meteen aan de slag om de attractie op te bouwen.’ Hij heeft jaren voor dezelfde exploitant gewerkt en droomde er wel eens van om een eigen attractie te kopen, maar dat zat er voor hem niet in. Ruud legt uit hoe dat zit: ‘Een kermisattractie kost tonnen, als het al geen miljoen is. Dat is voor een buitenstaander niet te betalen en de bank geeft je echt geen krediet voor zoiets. Attracties gaan daarom meestal van vader op zoon. En dan het stageld, dat is ook gigantisch. Ik geloof dat ze in Tilburg iets van 70 duizend euro betalen. Neem Leiden, daar is het twee maal zo duur als hier. Dat merk je ook aan de prijzen van de attracties, die zijn in Stompwijk nog wel betaalbaar. Ja, ze komen hier graag, de exploitanten. Stompwijkers zijn bereid om plezier te maken en geld uit te geven. Het is hier in vergelijking met andere plaatsen gewoon hartstikke gezellig. Ja, op een enkel incidentje na, maar veel is het niet. Trouwens, vroeger waren de mensen écht niet braver dan nu.’ Zo vader zo zoon kwam ook Ruud al jong in het kermiscircuit terecht. ‘Toen ik zes was, was ik oud genoeg om mijn steentje bij te dragen aan de huishoudpot, dus stuurde mijn moeder me in de zomervakantie naar de kermis. Het eerste wat ik er te doen kreeg was boodschappen doen.’ Dat viel aanvankelijk wellicht een beetje tegen, maar met een paar jaar trok ook hij met groot enthousiasme de kermis achterna. ‘In ieder stadje een ander schatje,’ glundert hij van oor tot oor ‘daar deed je het voor’. Ruud ontplooide zich daarnaast ook tot cakewalkexpert en leerde het ding alras kennen als zijn broekzak. Dat was handig in geval van ongeregeldheden. Ruud: ’Ik heb wel eens meegemaakt dat jongens te ver gingen in hun geintjes met de meisjes en dan moet je snel in actie komen. Meteen schoonvegen die handel. Geen gesodemieter, daar koop je niks voor. Nee, ik was nooit bang voor ze. Ik had er veel gemak van dat ik klein ben en vlug.’
Voorzieningen
Het is niet alleen galanterie die uitbaters beweegt onruststokers direct bij de kladden te pakken. ‘De exploitant heeft baat bij rust’, vertelt Ruud. Vechtpartijen zijn nadelig voor de omzet. ‘Hoe ze ontstaan? Tja, drank hè, en een grote groep en de baas willen zijn, dat is een ongelukkige combinatie. Dikke kans dat het misgaat als ze ook nog pillen gaan slikken. Gelukkig valt het in Stompwijk allemaal wel mee. Meer beveiliging is volgens Ruud niet nodig. Dat werkt maar averechts: ‘Zoals het nu gaat, gaat het goed.’ Sinds meneer Scholtes’ intrede in de kermiswereld is er veel veranderd voor de werknemers. Er is nu een CAO; de salarissen liggen vast, je hebt recht op een goede slaapplaats en goede sanitaire voorzieningen. Dat van die salarissen is fijn. Vroeger kon het nog wel eens gebeuren dat je je geld pas kreeg als de baas vond dat je je best had gedaan. En wat het sanitair betreft wil Ruud wel kwijt dat het fijn is dat je je dagelijks kunt douchen. Hij herinnert zich nog goed die keer dat zijn zus, toen hij na zes weken kermis terugkwam, zijn rug met een nagelborstel moest schoonboenen.
De heren Scholtes hebben tezamen zo’n kleine dertig jaar op de kermis rondgetoerd. En voor Ruud en José is de Stompwijkse kermis nog altijd een weerkerende bron van arbeid, vreugde en verbroedering. ‘D’r was zelfs een moskee, dit jaar. Niet gezien? Jawel toch, bij onze standplaats. Het stond er nog wel zo duidelijk op ‘MOSKEE DE DOLLE.’ Ik moet volgend jaar toch echt een beetje beter opletten…
Thea Ambagtsheer