Muizenissen

En dan is de wereld ineens helemaal wit, sneeuwwit om precies te zijn, en verdwijnt mijn Voorjaarsgevoel als sneeuw voor de zon en maakt het plaats voor sneeuwballen, sneeuwpoppen en sleetje rijden (pik in, ’t is winter!).
Toen ik beneden kwam hingen er direct drie jongens aan me te trekken: “Mogen we naar buiten?” vroegen ze in koor.
“Mogen?” “Jullie móeten naar buiten!” Snel gooide ik een bak koffie naar binnen en spoorde de jongens aan om zich aan te kleden. Laarzen werden uit de schuur gehaald, broekspijpen werden in de sokken gestopt en jassen werden tot bovenaan dicht geritst, waarna ze bijna de schuifpui uit haar voegen drukten om zo snel mogelijk buiten te staan… Er werd direct begonnen met het maken van een sneeuwpop, dus met een kleine sneeuwbal net zolang gaan rollen tot het een bal van formaat werd en je als 40 plusser niet meer overeind komt van de pijn in je rug… Na een klein uurtje was de sneeuwpop af en werd er door de mannen en de inmiddels toegestroomde vriendjes, besloten om naar de dijk te gaan om daar sleetje te gaan glijden. Met nog twee vaders uit de straat gingen we op pad en niet veel later vloog de een na de ander naar beneden, aangemoedigd door ons, de vaders, en op de jochies die niet durfden werd flink ingepraat om ze toch zo ver te krijgen. Toen de handschoenen te nat werden om nog de kou te kunnen weren ontstond het volgende spelletje, sneeuwballen gooien, en dan de vaders tegen de kinderen. Natuurlijk waren wij als ouderen sterker in het gooien, maar toch werden we zo nu en dan onaangenaam verrast door de kleinste spruiten onder ons omdat zij van achteren aanvielen en toesloegen terwijl wij moesten bukken om sneeuw te rapen, want dan stopten zij snel een handvol sneeuw in je bilnaad….
Maar de zon deed ook haar werk en de dooi zette erg snel in. De sneeuw maakte plaats voor modder en het duurde dan ook niet lang voordat de kleren van de mannen onder de bagger zaten… Sven kwam boos op me af omdat ik hem even daarvoor een gooi had gegeven waardoor hij helemaal onder de modder kwam te zitten: “Nou krijg ik weer op mijn donder van mama!” klaagde hij. “Nee hoor, dit keer mag je zeggen dat het de schuld van papa was…” antwoordde ik lachend.
Even later liepen we, met verhitte gezichten, met z’n allen weer naar huis, en waren we (de vaders) het erover eens dat het erg leuk was geweest. Het was weer even net zoals vroeger, we voelden ons weer even kind.
Op het moment dat ik afscheid nam van mijn collega vaders en ik naar binnen stapte, draaide ik me nog een keer om naar mijn ‘speelmaatjes’ en vroeg hoopvol: “Morgen weer?”

Arjen Veldhuizen