Dravers mag je nooit beledigen

* Wim van der Mespel
Met een beetje geluk doet er dit jaar, wanneer Harddraverijvereniging Nooit Gedacht voor de 95ste keer de kortebaandraverij organiseert, een Stompwijkse pikeur mee. Wim van der Mespel om precies te zijn. Hij is met zijn 19 jaren een ster in wording aan het firmament van de drafsport. Reden voor een goed gesprek. Het is al later op de avond als Wim zich aan mijn voordeur meldt. Hij komt rechtstreeks uit Deurne gereden waar hij zijn pikeurdiploma heeft opgehaald. Het trainercertificaat zoals het officieel heet. Het is de vrucht van een driejarige opleiding die Wim in twee jaar heeft afgerond! Gefeliciteerd! Hoe zit die opleiding in elkaar? Wim: ‘De opleiding bestaat uit twee delen. Na het eerste gedeelte doe je examen voor je pikeurdiploma. Als je dat hebt mag je koersen rijden. Daarna ga je verder voor het trainercertificaat. Daarmee mag je ook andermans paarden trainen. Je bent dan leerling pikeur en dat blijf je totdat je 30 overwinningen hebt behaald. Als je dat voor elkaar hebt, ben je volwaardig pikeur. Zover ben ik dus nog niet. Als je voor je 40ste jaar nog steeds niet aan de 30 overwinningen zit, vervalt je status. Dan is het uit met de sport.’ Wim praat in snel tempo en met grote zelfverzekerdheid. ‘Ik heb de opleiding in deeltijd gedaan, een dag in de week en de rest van de tijd werken bij een baas. De voltijdopleiding bestaat niet meer. Er zijn tegenwoordig te weinig aanmeldingen. Vroeger hadden ze wel 40 leerlingen per jaar, maar mijn lichting bestond uit vier mensen en daar viel er nog een van uit ook. Daar kunnen ze geen volledige dagopleiding voor aanhouden vandaar die deeltijd. Hoe het komt dat er nog maar zo weinig aanmeldingen voor de opleiding zijn weet ik ook niet. De draf en rensport is een beetje in de verdrukking gekomen. Ik heb wel eens horen beweren dat het komt omdat er zoveel andere mogelijkheden zijn om te gokken.’

*Paarden zijn werk
Wim is ontsproten aan de Blesruiters. Hij klom te paard toen hij 5 was en daarna is er nooit meer een paardloze periode geweest. ‘Het allereerste pony’tje waar ik op zat was een Shetlandertje en die was van Nico den Haan.’ Alleen zijn uitgangspunt is in de loop der jaren veranderd: paarden zijn geen hobby meer, paarden zijn werk. Dat hij uiteindelijk in de drafsport is beland, dankt hij aan Ton Zuidgeest, Cees Jan Disseldorp, Jos van Rijn en Gé Hilgersom. ‘Dat moet je niet vergeten op te schrijven hoor’ bezweert hij mij. ‘Ik heb veel aan ze te danken en ook aan mijn ouders. Die hebben altijd achter mijn beslissingen gestaan.’

* Vrijheid en verantwoordelijkheid
Tijdens zijn opleiding moest Wim een stageadres vinden. ‘Ik wilde eigenlijk graag bij de kampioen van Nederland gaan werken en daar kon ik in principe ook wel terecht, maar het probleem was dat hij geen huisvesting voor me had. Toen belde Rob de Vlieger, de baas waar ik nu voor werk. Hij had gehoord dat ik een adres zocht en hij had toevallig net een nieuwe stal gebouwd. Rob is één van de beste trainers van Nederland dus ik vond het geweldig dat ik bij hem terecht kon. Ik heb het er best naar mijn zin. Ik krijg er veel vrijheid en verantwoordelijkheid. Mijn baas heeft 60 paarden op stal staan en ik kreeg er daar 12 van onder mijn hoede. Nu heb ik er 16 die ik train. Allemaal jonge paarden.’

* Een Echt Goede Trainer
Je kan het aan zijn manier van praten horen en hij zegt het meermalen: Wim wil een Echt Goede Trainer worden. Maar wanneer ben je dat? Er volgt een gloedvol betoog: ‘Een echt goede trainer is iemand die zijn paarden door en door kent, die goed kan sturen en die in de koers verantwoorde beslissingen neemt. Kijk, een paard komt in training als hij anderhalf, twee jaar is. Een kleiner paard kan je wat eerder mee gaan trainen dan een groter. Je moet alleen wel bedenken dat hoe eerder je ze in training neemt, hoe eerder ze ook versleten zijn. Je moet dat dus van paard tot paard bekijken. Een goede trainer heeft daar oog voor en doseert de trainingen en de koersen. Als je het goed doet, kan een paard zo’n zes, zeven jaar mee. Merries lopen tot hun 10de jaar en hengsten en ruinen tot hun 14de. Dan zijn ze op.’

* Trekwatten en trekkleppen
‘Dravers zijn volbloeds. Je mag ze nooit beledigen en je moet goed bedenken dat je je werk doet bij de gratie van het paard. Als hij niet wil, kan je het wel vergeten. Een goede draver is een paard met een hoofdje er op, een echte doorzetter. Je voelt het tijdens de trainingen: dat is er eentje die wil gáán! Dan zet je alles op alles om het beste uit zo’n paard te halen. Daar zijn allerlei hulpmiddelen voor.’ Wim vertelt over trekwatten en trekkleppen.’ Huh, trekwatten? ‘Trekwatten gebruik je om de oren van het paard mee dicht te stoppen. Ze zitten aan een lijntje dat je in je hand hebt. Stel dat het paard halverwege de koers wat inzakt, dan trek je op dat moment die watten er uit. Op die manier kan je het tempo bij sommige paarden hoger krijgen. Het schokeffect, snap je? Hetzelfde werkt het met die trekkleppen. Dat zijn oogkleppen met afstandsbediening. Het hangt van het paard af wat je aan foefjes gebruikt. Het doel is altijd om ze tot het uiterste te laten presteren.’

* Lange passen
Ik vraag hoe het komt dat de drafsport zich nog nooit het ongenoegen op de hals heeft gehaald van organisaties van dierenvrienden. Het is per slot van rekening geen kinderspel, die tak van sport. Niet voor de weekhartige types om zo te zeggen. ‘Nou’ zegt Wim ‘het is de kunst om de verschillende middelen die je hebt op de juiste manier toe te passen. Als je ermee gaat sjoemelen dan loop je kans dat de Nederlandse Draf en Rensport je sancties oplegt; dat je een boete krijgt of geschorst wordt. Los daarvan: een goede trainer is zuinig op zijn paarden. Die zal altijd rekening houden met wat een paard psychisch aankan. En ook fysiek moet je goed voor ze zorgen. Als ze eens een keer wat minder presteren dan trek je meteen een bloedje om te kijken of ze iets mankeren. Eén van de moeilijkste dingen is het uitbalanceren van de ijzers. Als het beslag niet goed is, kan je het wel vergeten. Je tuigage is belangrijk; het ene paard loopt beter met een martingaaltje het andere moet je bijzetten met een lijntje tussen de oren. Dat gebruiken we nogal eens bij een paard dat gauw over zijn toeren raakt. Zo zal’ie minder snel in galop springen. De kunst is om ze lange passen te laten maken, laag bij de grond. In het buitenland mogen sommige dingen niet gebruikt worden, zoals scherpe bitjes bijvoorbeeld. Dat mag in Nederland wel en dat is maar goed ook want sommige paarden zijn zo heftig dat je een scherp bit nodig hebt om ze in de hand te houden.’
De belangen zijn groot. ‘Klopt’ zegt Wim ‘er gaan grote bedragen om in de drafsport, maar ook hele kleintjes hoor. Het varieert tussen de 30.000 en 400 euro. Zweden en Frankrijk zijn de landen waar het allemaal gebeurt. Daar komt de crème de la crème. Maar dé koers is natuurlijk de Derby. Daar komen de beste uit de jaargangen aan de start.’ En als ik een beetje onnozel zit te kijken, legt Wim uit ‘Paarden van dezelfde leeftijd.’.

* De kortebaan
Waar zit je als toeschouwer nu eigenlijk het best? Wim is stellig: ‘Je moet bij de start gaan kijken. Daar wordt de wedstrijd voor het grootste gedeelte beslist.’ Er volgt een uitgebreide uiteenzetting over de voorbereidingen tot de ideale start. De pikeurs rijden op een bepaalde afstand zij aan zij van de start weg, maken een wending naar elkaar toe en rijden dan op de startpalen aan. Ondertussen klinkt de stem: ‘op uw plaatsen een twee drie áf.’ Als je op ‘een’ al door de startpalen gaat, maak je een valse start en moet het over. Vanaf ’twee’ mag je weg. De kunst is om precies tussen twee en drie door de start te schieten. Het is precisiewerk, zoveel is duidelijk. In precies drie seconden wordt bepaald of je ‘een bokkie’ bent of niet. Een toppikeur is een meester in het starten. Hij weet hoe hij zijn tegenstander kan intimideren terwijl hij ondertussen zijn paard in de juiste seconde door de start lanceert.

* Sexy
We kunnen het allemaal gaan zien van de week. Of Wim mee zal doen, hangt er nog vanaf. Dat bepalen de trainer en in tweede instantie de eigenaar van het paard. De inschrijving is één dag voor de wedstrijd en Wim hoopt dat hij mee kan doen want ‘de kortebaanwedstrijd van Stompwijk is het neusje van de zalm’. Om de vraag of de draverij nog een beetje een sexy tak van sport is, moet Wim even lachen. ‘Ik weet het niet’ zegt hij, maar pas geleden bij een koers stonden er wel veel meiden met cameraatjes langs de baan’. Sexy of niet, u moet maar naar hem uitkijken maandag de 19de. Aan zijn hoofd zult u hem nauwelijks herkennen –en dat is een gemis voor de meiden – want hij draagt een helm. Maar het T shirt dat hij tijdens de koers draagt, is zwart wit geblokt en het paard waar hij mee uitkomt heet Nandoe Enzelens. En dat paard daar is hij helemaal dol op.

Thea Ambagtsheer